القران الكريم

De rechten van de Metgezellen.

Het vervloeken of Beledigen van de Metgezellen is een teken van Huichelarij.


Auteur: Imaam Muhammad bin ‘Uthman Adh-Dhahabi rahiemehoellaah.

Het is overgeleverd dat de Boodschapper van Allaah salaallaahoe `alayhie was sallem heeft gezegd: “Allaah de Allerhoogste zegt (in een hadieth Qoedsie):

“Als iemand een vriend van Mij als vijand neemt, dan verklaar Ik hem de oorlog.”
(Boechaarie en Moslim)

De Profeet salaallaahoe `alayhie was sallem zei:

“Beledig mijn Metgezellen niet. Bij Hem in Wiens Hand mijn ziel is, al zou één van jullie een hoeveelheid goud ter grootte van (de berg) Oehoed aan liefdadigheid uitgeven, het zou niet eens gelijk staan met één handvol van hún liefdadigheid, noch de helft ervan.
(Boechaarie en Moslim)

Hieruit blijkt de voortreffelijkheid van de Metgezellen van de Profeet salaallaahoe `alayhie was sallem boven andere Moslims.

En hij salaallaahoe `alayhie was sallem zei ook:

“Vrees Allaah, vrees Allaah, betreffende mijn Metgezellen! Neem hen na mijn dood niet als doelwit (van kritiek en spot). Degeen die van hen houd doet dat uit liefde voor mij en degeen die hen haat doet dat uit haat voor mij. Degeen die hen kwetst heeft mij gekwetst, degeen die mij kwetst ergert Allaah, en degeen die Allaah ergert zal spoedig door Hem bestrafd worden.
(Tirmiedhie)

Uit deze hadieth blijkt de hoge status die de Metgezellen van de Profeet salaallaahoe `alayhie was sallem bij Allaah hebben. Het zijn zij die in hem geloofden, met hun leven en bezit bijgestaan hebben, naar hem luisterden en gehoorzaamden, handelden volgens zijn Soennah, en het in stand hielden voor latere generaties. Hun generatie was de beste generatie, en zij waren de beste natie die opstonden uit de mensheid. Vandaar, dat éénieder die van de Profeet salaallaahoe `alayhie was sallem houd, houd van zijn Metgezellen en respecteert hen allemaal. Wie er ook maar één van hen haat, haat de Profeet salaallaahoe `alayhie was sallem Anas heeft overgeleverd dat de Profeet salaallaahoe `alayhie was sallem heeft gezegd:

“Het teken van Geloof is liefde voor de Ansaar (de Helpers) en het teken van huichelarij is haat voor de Ansaar.”
(Boechaarie en Moslim)

Eveneens is liefde voor ‘Ali ibn Aboe Talib een teken van geloof en haat jegens hem is een teken van huichelarij.

We herkennen de bewonderenswaardige kwaliteiten van de Metgezellen van Allaah’s Boodschapper salaallaahoe `alayhie was sallem wanneer we lezen over hun leven en hun werken tijdens het leven van Allaah’s Boodschapper salaallaahoe `alayhie was sallem en na zijn dood, het met elkaar wedijveren omwille van het Geloof, zijn overtuigingen en gebruiken, en voor het oppergezag van Allaah’s Woord en de Soennah van de Profeet salaallaahoe `alayhie was sallem Wij hebben van hun de religieuze verplichting geleerd, en zo ook al zijn gebruiken en alle uitspraken van de Profeet salaallaahoe `alayhie was sallem, en de methodologie waarmee wij wettelijke leerstellingen van de Islaam in onze levens tot stand moeten brengen.

Eénieder die hen bekritiseerd of hen beledigt treedt daarmee buiten dit Geloof en heeft zichzelf afgesneden van de Islaamitische Oemmah (Gemeenschap). Hij gelooft niet in hetgeen Allaah, de Allerhoogste zegt betreffende hen in Zijn Boek, en wat Allaah’s Boodschapper salaallaahoe `alayhie was sallem over hun bewonderenswaardige kwaliteiten en verdiensten heeft gezegd. Het is voor ons voldoende om maar een paar uitspraken van de Profeet salaallaahoe `alayhie was sallem te vermelden betreffende zijn Metgezellen.

De Profeet salaallaahoe `alayhie was sallem heeft gezegd:

“Voorwaar, Allaah koos mij en heeft voor mij mijn Metgezellen gekozen, en heeft hen mijn ministers en helpers en mijn schoon-familie gemaakt (daarmee bedoelende, Aboe Bakr door het huwelijk van de Profeet met ‘Aishah, ‘Umar door het huwelijk van de Profeet met Hafsah, ‘Uthmaan door zijn opeenvolgende huwelijken met twee van de dochters van de Profeet, en ‘Ali door zijn huwelijk met Fatima de dochter van de Profeet) Als iemand hen beledigt, dan zal de vloek van Allaah, Zijn Engelen en de gehele mensheid op hem rusten. Allaah zal geen enkele liefdadigheid noch goede daad van hen accepteren.
(Tabarani)

Anas bin Malik heeft overgeleverd dat Allaah’s Boodschapper salaallaahoe `alayhie was sallem heeft gezegd:

“Voorwaar, Allaah koos mij en heeft voor mij mijn Metgezellen gekozen, en heeft hen mijn ministers, mijn helpers en mijn schoon-familie gemaakt. Na hen zullen er mensen komen die fouten in hun gaan zoeken om hen te bekritiseren. Het is niet toegestaan om met hen te eten en te drinken, noch om met één van hen te trouwen, en ook niet het begraffenisgebed voor hun te bidden, noch mét hen te bidden.”
(al‘Oqaylie clissificeerde deze hadieth als zwak)

Abdoellaah bin Mas’oed heeft overgeleverd dat Allaah’s Boodschapper salaallaahoe `alayhie was sallem heeft gezegd:

“Wanneer je over mijn Metgezellen spreekt, hou jezelf in. Wanneer je over astrologie spreekt, hou jezelf in. En wanneer je over Allaah’s Voorbestemming (Qadr) spreekt, hou jezelf in.”
(Tabarani)

De geleerden hebben gezegd dat hiermee wordt bedoeld dat men niet teveel in het geheim van Allaah’s Voorbestemming moet spitten, wanneer men zich weerhoudt van het speculeren over de Voortbestemming dan is dat een teken van Geloof en acceptatie van onze beperkingen in het begrip met betrekking tot Allaah’s doen en laten. Eveneens, wanneer men geloofd dat de sterren invloed hebben in de aangelegenheden van mensen, afhankelijk van Allaah’s Almachtige Wil, dan is hij een polytheïst (Moeshrik). Insgelijks, als iemand een fout ontdekt bij één van de Metgezellen van de Profeet salaallaahoe `alayhie was sallem en vervolgens slecht over hen spreekt, dan is hij een huichelaar. Het is verplicht voor de Moslims om van Allaah te houden, om van zijn Boodschapper salaallaahoe `alayhie was sallem te houden, om te houden van hetgeen dat de Profeet salaallaahoe `alayhie was sallem bracht als leiding en van zijn gebruiken, om te houden van zijn afstammelijngen, zijn Metgezellen, zijn vrouwen, zijn kinderen, zijn dienstknechten, en om te houden van degenen die van hen houden en om degenen te haten die hen haten, want dat is de betekenis van ‘liefde omwille van Allaah’ en ‘haat omwille van Allaah’, en dat is de meest voortreffelijke vorm van Geloof.



Ayyoeb as-Sachtayaanie rahiemehoellaah zei: “Degeen die van Aboe Bakr houd bouwt een vuurtoren van Islaam, degeen die van ‘Umar houd maakt de weg zichtbaar, degeen die van ‘Uthmaan houd weerspiegelt Allaah’s licht, degeen die van ‘Ali houd houdt zich vast aan een betrouwbaar touw, en degeen die goed spreekt over al de Metgezellen van de Profeet salaallaahoe `alayhie was sallem is vrij van huichelaarij.”

De bewonderswaardige kwaliteiten en verdiensten van de Metgezellen zijn te talrijk om hier allemaal op te noemen. Desondanks zijn de geleerden van de Soennah het erover eens dat er tien van de Metgezellen het meest bewonderenswaardig zijn, en onder deze tien zijn er vier die de hoogste status hebben. Dit zijn, in volgorde van status: Aboe Bakr, dan ‘Umar ibn al-Chattab, dan ‘Uthmaan ibn Affaan, en dan ‘Ali ibn Abie Talib, moge Allaah met hen allen tevreden zijn. Er bestaat hierover geen enkele twijfel, en degeen die hierover twijfelt is een innovator en een boosaardige huichelaar.

Dit zijn de vier Recht-geleiden die staan vermeld in de hadieth die is overgeleverd door al-‘Irbaad bin Sariyah, waarin de Profeet salaallaahoe `alayhie was sallem zegt:

“Het is een verplichting om mijn Soennah te volgen, en zo ook de Soennah van de Recht-geleide Chaliefen die mij op zullen volgen, bijt je eraan vast met je kiezen (klamp je daaraan vast), en behoed jezelf tegen vernieuwingen in religieuze zaken...” (Tirmiedhie)

Over de verdiensten van Aboe Bakr zegt Allaah de Allerhoogste in de Qur’an:

“En laat niet degenen onder jullie die zijn gezegend met gunsten en rijkdommen, zweren dat zij geen hulp meer geven aan hun naaste verwanten of aan Al-Masákien (de armen)…” (Soerah An-Noer Vers 22)

Er is geen meningsverschil over het feit dat deze Vers geopenbaard werd wanneer Aboe Bakr zijn financiële steun aan een familielid van hem stopzette, deze persoon genaamd Mistah, was betrokken bij beschuldigingen richting zijn dochter ‘Aishah.

Allaah, de Allerhoogste zegt (over Aboe Bakr ):

“…de tweede van de twee. Wanneer zij in de grot waren…” (Soerah At-Taubah Vers 40)

Met de twee wordt bedoeld de Profeet salaallaahoe `alayhie was sallem en Aboe Bakr , wanneer zij van Mekka naar Mediena vluchtten en zich verstopten in de grot. Dus, Allaah getuigd dat Aboe Bakr een belangrijke Metgezel is, en gaf hem (Aboe Bakr) blijde tijdingen betreffende Zijn Sakienah (geruststellende vrede) in dezelfde Vers (Soerah At-Taubah Vers 40).

Ibn ‘Umar Radia Allaahoe Anhoe heeft overgeleverd dat Allaah’s Boodschapper salaallaahoe `alayhie was sallem tegen Aboe Bakr zei:

“Jij was mijn Metgezel in de grot, en jij zult mijn Metgezel bij de Vijver (Kawthar in het Paradijs) zijn.” (Tirmiedhie)

Allaah de Allerhoogste zegt:

“En degeen die de Waarheid brengt en ervoor getuigd, zij zijn de Gods-bewusten.” (Al-Zoemar Vers 33)

Dj’afar al-Saadiq rahiemehoellaah zegt: “Er is geen twijfel over dat degeen die de Waarheid bracht, Allaah’s Boodschapper salaallaahoe `alayhie was sallem is, en degeen die ervoor getuigde Aboe Bakr is, en wat is er beter dan dat?”

Moge Allaah tevreden zijn met alle Metgezellen van Allaah’s Boodschapper

Bron: Hoofdtsuk, De zeventigste grote zonde, uit het boek De Grote zonden.

Oorspronkelijke titel: Al Kabar.


Ahloes-Soennah wal-Djamaa’ah zijn overeenstemmig over het feit dat de beste van de metgezellen na de profeet Aboe Bakr as-Saddieq is vervolgens ‘Omar ibn al-Chattaab en dan ‘Uthmaan ibn ‘Affaan en na hem ‘Ali ibn Abie Taalib. Vervolgens komen na hem de rest van de tien metgezellen die in hun leven de goede tijding gekregen hebben dat zij van de bewoners van het Paradijs zullen zijn. Na hen komen de rest van de metgezellen.


De voornaamste verschillen tussen de Soennieten en Shi’ieten, betreffende Metgezellen van de Profeet salallaahoe `alayhie was sallem.

De Soennieten zeggen:

Er is unanieme overeenstemming over dat de nobele metgezellen onze uiterste respect verdienen, en (dat zij) absoluut betrouwbaar zijn. Wat de onenigheid betreft die tussen hen is voorgekomen; het wordt beschouwd als zijnde het gevolg van een oprechte uitvoering van persoonlijke overtuiging en mening. De onenigheid werd opgelost en is een zaak van het verleden. Het is niet toegestaan voor ons om wrok en kwaadwilligheid te blijven houden, op basis van vroeger gebeurde geschillen onder de Metgezellen, welke (vervolgens) door blijven gaan voor generaties lang. De Metgezellen zijn degenen die door Allaah met de beste termen worden omschreven; Hij prees hen op vele gelegenheden. Het is niet toegestaan voor iemand om enigerlei beschuldiging jegens hen te uiten of hen wantrouwig te zijn, en er is geen enkel voordeel dat hieruit opgedaan kan worden.

De Shi’ieten zeggen:

Zij beweren dat allen behalve enkele van de Metgezellen ongelovigen werden na de dood van de Profeet (salallaahoe 'alayhie was sallem). Aan de andere zijde, wezen zij ‘Alie ibn Abie Taalib een hele speciale status toe; enkelen van hen beschouwen hem als plaatsvervanger (van de Profeet (salallaahoe 'alayhie was sallem), en enkelen beschouwden hem als een Profeet, terwijl anderen hem als god beschouwden! Shi’ieten beoordelen Moslims naar gelang van hun positie tegenover ‘Alie. Eenieder die tot Khalief verkozen was vóór ‘Alie wordt door hen beschouwd als een tiran, een ongelovige of een zondaar. Hetzelfde oordeel wordt geveld over elke Moslim heerser die niet aftrad omwille van de nakomelingen van ‘Alie en zijn vrouw Fatimah (radiallaahoe 'anhoem). De Shi’ieten creëerden daarmee een atmosfeer van vijandigheid door de geschiedenis van de Islaam heen, en het vraagstuk van partijgeest voor Ahloel-Bait ontwikkelde zich tot een (aparte) leer, hetgeen zulke schadelijke leerstellingen door de generaties heen predikten en in stand hielden.

27- De beste (mensen) van deze natie, na haar Profeet zijn: Aboe Bakr As-Sadieq en daarna ‘Omar ibn al-Chattaab en daarna ‘Othmaan ibn A`faan. Niemand van de metgezellen van de Profeet (salallaahoe `alayhie was sallem) verschilden van mening, over het vóóropstellen van deze drie. Daarom stellen ook wij hen vóór, op de rest van de metgezellen.

28- Na deze drie (zijn de beste van deze natie) de vijf consulthouders: 'Ali ibn Abie Taalib, Talha, Az-Zubair, 'Abdoer-Rahmaan ibn 'Auwf en S'ad (radiallaahoe 'anhoem). Zij allen zijn iemaam, en allen zijn geschikt voor het leiderschap. (Om dit te onderbouwen) gaan we naar de hadieth van ibn 'Omar: “Toen de Boodschapper van Allaah nog leefde en zijn metgezellen talrijk aanwezig waren. Achten wij: Aboe Bakr (als eerste) dan 'Omar, dan 'Othmaan en daarna zwegen wij.” (Overgeleverd door al-Boechaarie nr. 3600, 3697 en Aboe Dawoed nr: 4627, 4628 en at-Tirmidhie nr. 3707 )

29- Na de consulthouders (zijn de beste van deze natie) de metgezellen van de Profeet (salallaahoe `alayhie was sallem) die moehaadjir (emigranten vanuit Mekkah) waren en de veldslag van Badr hebben meegemaakt, en daarna de Ansaar die Badr hebben aanschouwd. Zij allen zijn trapsgewijs (de besten van deze natie) aan de hand van hun emigratie en voorloping in de Islaam.

30- De metgezellen van de Boodschapper van Allaah (salallaahoe `alayhie was sallem) zijn de beste mensen, éénieder die de Profeet een jaar, een maand, een dag, een uur of een oogblik heeft vergezeld is van Zijn metgezellen. De graad van zijn “metgezelschap” wordt bepaald aan de hand van de periode die hij naar Hem geluisterd of gekeken heeft, of aan de hand van de tijdsduur die hij met de Profeet (salallaahoe `alayhie was sallem) heeft doorgebracht. Degene wiens “metgezelschap” het kortst was, is beter dan wie Hem (salallaahoe `alayhie was sallem) niet gezien heeft, zelfs al zouden degene die Hem niet gezien hebben van de Tabi`ieen (ect.) met “alle (vrome) werken” aankomen, zij zullen nooit beter zijn dan degenen die naar de Boodschapper (salallaahoe `alayhie was sallem) geluisterd hebben en Hem gezien hebben en in hem geloofd hebben. Ook al was hun “metgezelschap” maar (voor een korte tijdsduur of) een ogenblik. Het metgezelschap overtreft al hun werken!


Bron: 'Oesoel as-Soennah' punt 27-30.

Geloven in Allaah houdt ook in dat je houdt omwille van Allaah en (dat je) haat omwille van Allaah, vriendschap en vijandschap toont omwille van Allaah. Dus de gelovige houdt van de andere gelovigen en heeft loyaliteit jegens hen terwijl hij de niet-moslims haat en vijandschap tegenover hen heeft.

Aan het hoofd van de gelovigen van de moslim-gemeenschap (Oemmah) staan de metgezellen van de Boodschapper van Allaah (salallaahoe 'alayhie was sallem). Ahl-oes-Soennah wal-Djamaa`ah houden van hen en zijn trouw aan hen. Zij (Ahloes-Soennah wal-Djamaa`ah) geloven dat de metgezellen van de Boodschapper van Allaah (salallaahoe 'alayhie was sallem) de beste van de mensen zijn na de Profeten, zoals de Profeet (salallaahoe 'alayhie was sallem) heeft gezegd:

“De beste der generaties is mijn generatie, daarna degenen die hen volgen en daarna degenen die hen volgen.” (Overeenkomstig in zijn authenticiteit)

Zij geloven dat de beste onder hen Aboe Bakr as-Siddieq is, dan `Omar al-Faaroeq, dan Othmaan Dhoen-Noerayn en dan `Ali al-Moertadaa. Na hen komen de rest van de tien die het Paradijs beloofd kregen en daarna de rest van de metgezellen van de Boodschapper van Allaah (salallaahoe 'alayhie was sallem). Ahl-oes-Soennah wal-Djamaa`ah zwijgen over de geschillen die plaatsvonden tussen de metgezellen en ze geloven dat zij elk oprecht streefden naar een juist oordeel [betreffende het geschil]. Degene die juist was zal twee beloningen ontvangen en degene die fout was zal één beloning ontvangen [voor het streven].

Ahloes-Soennah wal-Djamaa`ah houden van de gelovigen van de familie van de Boodschapper van Allaah . Zij tonen respect voor hen net zoals aan de vrouwen van de Boodschapper van Allaah (salallaahoe 'alayhie was sallem) – de Moeders der Gelovigen – en zij spreken hun tevredenheid uit over hen allen (door Radie Allaahoe ‘anhoem te zeggen).

Ahl-oes-Soennah wal-Djamaa`ah willen niets uitstaande hebben met het pad van de Rawaafidh, degenen die vijandschap tonen jegens de metgezellen van de Boodschapper van Allaah en hen uitschelden, degenen die Ahloel-Bayt (de familie van de Profeet ) overmatig verheerlijken en verheffen boven de positie die Allaah Ta’ala hen gegeven heeft. Eveneens zijn Ahloes-Soennah vrij van het pad van de Nawaasib die Ahloel-Bayt schade toebrengen door spraak of door handeling.


Bron: Aqiedatoes-Sahiehah wa maa yoedaadoehaa.
De besten der Metgezellen
71- En de beste van zijn gemeenschap is Aboe Bakr as-Siddieq (De waarheidsgetrouwe), daarna ‘Oemar al-Faaroeq (Degene die de Waarheid van de leugen onderscheid), daarna ‘Oethmaan Dhoen-Noerayn (bezitter van de twee lichten) en daarna ‘Alie al-Moertadaa (De uitverkorene) - moge Allah met hen allen tevreden zijn, volgens datgene wat ‘Abdoellah ibn ‘Oemar - moge Allah met beiden tevreden zijn - heeft overgeleverd. Hij zei:

"Wij waren - terwijl de Profeet - sallallahoe ‘alayhi wa sallam - leefde - gewoon te zeggen: "De beste van deze gemeenschap na haar Profeet is Aboe Bakr, daarna ‘Oemar, daarna ‘Oethmaan en daarna ‘Alie," en dat bereikte de Profeet - sallallahoe ‘alayhi wa sallam, waarop hij dit niet ontkende."(1)

72- En het is authentiek overgeleverd van ‘Alie dat hij zei:

"De beste van deze gemeenschap na haar Profeet is Aboe Bakr, daarna ‘Oemar en als ik het gewild had, zou ik de derde noemen."(2)

73- Aboed-Dardaa heeft van de Profeet - sallallahoe ‘alayhi wa sallam - overgeleverd dat hij zei:

"De zon is na de Profeten en Boodschappers niet over een betere persoon opgerezen en ondergegaan dan Aboe Bakr."(3)

74- En hij heeft van de schepping van Allah het meeste recht op het kalifaat na de Profeet - sallallahoe ‘alayhi wa sallam, vanwege zijn voortreffelijkheid, zijn voorgaan (in het betreden van de Islaam), het feit dat de Profeet - sallallahoe ‘alayhi wa sallam - hem voor liet gaan in het gebed boven alle Metgezellen - de Tevredenheid van Allah is met hen - en de idjmaa' (consensus) van de Metgezellen - moge Allah tevreden met hen zijn - over zijn voorrang en het trouw zweren aan hem. En Allah zou hen niet verenigen op een dwaling.

75- Daarna ‘Oemar - moge Allah tevreden zijn met hem, vanwege zijn voortreffelijkheid en het feit dat Aboe Bakr hem hiertoe machtigde.

76- Daarna ‘Oethmaan - moge Allah tevreden zijn met hem, vanwege het feit dat de leden van de raad van overleg de voorkeur aan hem gaven.

77- Daarna ‘Alie - moge Allah tevreden zijn met hem, vanwege zijn voortreffelijkheid en de consensus van de mensen van zijn tijd hierover.

78- Zij zijn de rechtzinnige kaliefen en de rechtgeleide Imaams, waarover de Profeet - sallallahoe ‘alayhi wa sallam - heeft gezegd:

"Houd jullie vast aan mijn Soennah en de Soennah van de rechtzinnige en rechtgeleide kaliefen na mij. Bijt hier stevig in vast met jullie kiezen."(4)

79- En de Profeet - sallallahoe ‘alayhi wa sallam - heeft gezegd:

"Het kalifaat zal na mij dertig jaren duren." (5)

En het laatste daarvan was het kalifaat van ‘Alie - moge Allah tevreden met hem zijn.


________________________________________

(1) Voetnoot van de vertaler: Overgeleverd door Aboe Daawoed (4628, en al-Albaanie verklaarde hem authentiek) met de volgende bewoordingen:

"Wij waren - terwijl de Profeet - sallallahoe ‘alayhi wa sallam - nog in leven was - gewoon te zeggen: de beste van de gemeenschap van de Profeet - sallallahoe ‘alayhi wa sallam - na hem is Aboe Bakr, daarna ‘Oemar en daarna ‘Oethmaan."

En at-Tabaraanie voegde in een overlevering toe:

"Waarop de Profeet - sallallahoe ‘alayhi wa sallam - dit hoorde en het niet afkeurde."

(2) Overgeleverd door Ahmad in zijn Moesnad (1/106-110), zijn zoon ‘Abdoellah in "az-Zawaa-id" (1/10620110-127), Ibn Abie ‘Aasim in "as-Soennah" (1201) en al-Albaanie verklaarde hem sahieh (authentiek) in zijn revisie van "as-Soennah" (2/570).

(3) Da'ief (zwak). Overgeleverd door Ahmad in "Fadaa-il as-Sahaabah" (135), Ibn Abie ‘Aasim in "as-Soennah" (1224) en Aboe Noe'aym (3/325).

(4) Voetnoot van de vertaler: Overgeleverd door Ahmad, Aboe Daawoed en at-Tirmidhie en zei: hasan sahieh, en al-Albaanie en een groep hebben hem sahieh (authentiek) verklaard.

(5) Overgeleverd door Ahmad (5/220-221), Aboe Daawoed (4646-4647), an-Nasaa-ie in "Fadaa-il as-Sahaabah" (52), at-Tirmidhie (2226), al-Haakim (3/145) en al-Albaanie verklaarde hem sahieh (authentiek) in "as-Sahiehah" (459).

Bron: ''Loem'atoel-I'tiqaad''
De rechten van de Metgezellen
86- Tot de Soennah(1) behoort de getrouwheid aan de Metgezellen van de Boodschapper van Allah - sallallahoe ‘alayhi wa sallam, hen liefhebben, het noemen van hun goede eigenschappen en het vragen aan Allah om hen genadig te zijn en hen te vergeven. En ook het zich onthouden van het noemen van hun slechte eigenschappen en datgene waarover zij onenigheid hadden, het geloven in hun deugden en het erkennen van hun voorrang.

Allah - Verheven is Hij - zegt:

En degenen die na hen kwamen, zeggen: "Onze Heer, vergeef ons en onze broeders die ons vooraf zijn gegaan in het geloof en plaats in onze harten geen wrok jegens degenen die geloven. [Soerah al-Hashr 59:10]

Mohammad is de Boodschapper van Allah. En degenen die met hem zijn, zijn streng tegenover de ongelovigen, en barmhartig onderling. [Soerah al-Fath 48:29]

87- En de Profeet - sallallahoe ‘alayhi wa sallam - heeft gezegd:

"Scheld mijn Metgezellen niet uit, want voorwaar, als één van jullie het gelijke aan de berg Oehoed in goud zou uitgeven, dan zou dat niet een moedd (handvol) van één van hen bereiken, noch de helft daarvan." (2)

88- En tot de Soennah behoort het vragen aan Allah om tevreden te zijn met de vrouwen van de Profeet - sallallahoe ‘alayhi wa sallam, de Moeders der Gelovigen, de gereinigden en gezuiverden van elk kwaad. De beste van hen zijn Khadiedjah bint Khoewaylid en ‘Aa-ishah as-Siddieqah bint as-Siddieq (de Waarheidsgetrouwe en dochter van de Waarheidsgetrouwe), die Allah in Zijn Boek gezuiverd heeft, en de echtgenote van de Profeet - sallallahoe ‘alayhi wa sallam - in deze wereld en in het Hiernamaals. Wie haar dus belastert met datgene waarvan Allah haar gezuiverd heeft, die is waarlijk ongelovig aan Allah - de Geweldige.

89- En Moe'aawiyah is de Oom der Gelovigen, de schrijver van de Openbaring van Allah en één van de kaliefen van de Moslims - moge Allah met hen allen tevreden zijn.

________________________________________

(1) Voetnoot van de vertaler: Soennah: Datgene waarop de Profeet - sallallahoe ‘alayhi wa sallam - en zijn Metgezellen zich bevonden, betreffende de ‘aqiedah (geloofsleer) en de daden.

(2) Overgeleverd door al-Boekhaarie (3673) en Moeslim (2540, 2541).

Bron: ''Loem'atoel-I'tiqaad''
De oorsprong van hun overtuiging.
De Sjiieten geven zelf te kennen dat de stichter van de Sjiietische stroming een jood was, genaamd Ibnoe Saba' en dat Ali (Radia Allaahoe Anhoe) de volgelingen van deze man heeft verbrand en afstand heeft genomen van zijn afgedwaalde ideeen. [1]

[1] Firaaq ush-shiecah van Nobochtie, blz. 22; Ikhtiaar Macrifat ur-Ridjaal van Toesi, blz. 107.

De metgezellen volgens de Sjiieten.
Zij zeggen: “Alle metgezellen, uitgezonderd drie, zijn na de dood van de Profeet (vrede zij met hem) ongelovigen geworden, waaronder Aboe Bakr, Omar, Othmaan, Khaalid ibnoel Walied, Moecaawiyyah en al-Moeghirah ibnoe Shoecbah.” [17]

Zij zeggen: “Tot onze overtuiging behoort het zich distantiëren van de vier afgoden; Aboe Bakr, Omar, Othmaan en Moecaawiyyah. Ook behoort het tot onze overtuiging zich te distantiëren van de vier vrouwen; Aa’ishah, Hafsah, Hind en Oem ul-Hakam en iedereen die hen volgt. Ook moeten wij geloven dat deze personen de meest slechte schepsels van Allah op aarde zijn en dat het geloven in Allah, Zijn profeet en Zijn Imams niet mogelijk is zonder afstand te nemen van hun vijanden.” [18]

Zij zeggen: “Aboe Bakr en Omar zijn ongelovigen en degene die hen liefheeft is ook een ongelovige.” [19]

Zij zeggen: “De reden waarom de Profeet (vrede zij met hem) Aboe Bakr koos als reisgezel voor zijn emigratietocht is omdat hij bang was dat als Aboe Bakr achter zou blijven, hij de ongelovigen van Qoeraysh naar de Profeet (vrede zij met hem) zou leiden.” [20]

Zij zeggen: “Wanneer onze Mahdi komt, zal hij Aboe Bakr en Omar weer tot leven brengen, kruisigen en verbranden. Ook zal hij Aa’ishah tot leven brengen en haar straffen.” [21]



[17] Ar-Rawdah min al-Kaafi van Al-Kolienie, boekdeel 8, blz. 245.

[18] Haq al-Yaqeen van Al-Madjelisi blz 519.

[19] Bihaar al-Anwaar van Al-Madjelisi boekdeel 69 blz 137-138.

[20] Tafsier al-Borhaan van Haashim Al-Bahraani.

[21] Ar-Radj3ah van Ahmed al-Ahsaa’ie blz 116, 161.

De vrouwen van de Profeet volgens de Sjiieten:
Zij zeggen: “Aa’ishah (Radia Allaahoe Anha) is na de dood van de Profeet (vrede zij met hem) ongelovig geworden evenals een groot aantal van de metgezellen.” [14]

Zij zeggen: “Aa’ishah heeft ontucht gepleegd.” [15]

Zij zeggen: “Aa’ishah en Hafsah wilden samen de Profeet (vrede zij met hem) gif te drinken geven.” [16]


[14] Ash-Shihaab ath-Thaaqib van Yoesoef al-Bahraani, blz. 236.

[15]As-Siraat ul-Moestaqiem van Zain ud-Dien an-Nabaati al-Bayaadhi, boekdeel 3, blz. 165.

[16]As-Siraat ul-Moestaqiem van Zain ud-Dien an-Nabaati al-Bayaadhi, boekdeel 3, blz. 168.
Al-Hassan, de kleinzoon van de Profeet, volgens de Sjiieten

Zij zeggen: “Al-Hassan ibnoe Ali is degene die de gelovigen schande heeft aangedaan door de eed van loyaliteit af te leggen aan Moecaawiyyah.” [13]

[13] Ridjaal Al-Koshi van al-Koshi, blz. 103.

Bron:
http://ar-raafidah.blogspot.com/
Raafidah – De meest fanatieke groep onder de Shie`ah. Zie zijn degenen die het grootste gedeelte van de metgezellen uitschelden en als ongelovigen verklaren. Zij beweren tevens dat de metgezellen de Qor`aan veranderd hebben en dat de Engel Djiebriel een fout heeft gemaakt om de Qor`aan aan Mohammed te openbaren terwijl het de zaak was om deze aan ‘Ali ibn Abie Taalib te openbaren. Verder bezitten zij nog meerdere dwalingen die tussen de grote bid’ah en openlijke koefr liggen. Voor meer informatie bekijk de boeken ‘Aqiedah van Ahloes-Soennah.

Hoe de term Raafidah ontstond:

Sinds de opstand van Zaid, werden de Shi'ah opgedeeld in Raafidah en Zaidiyyah, en toen hij (Zaid) gevraagd werd over Abu Bakr en 'Umar, smeekte hij genade over hen beide, een (groep) mensen verwierpen hem (rafadahu), en hij zei tegen hen, Jullie hebben mij verworpen (rafadtumoonee). Aldus werden zij 'ar-Raafidah' genoemd, vanwege hun verwerping van hem. En eenieder die hem niet verwierp van onder de Shi'ah, werd een 'Zaidiyy' genoemd vanwege hun toeschrijving aan hem.

Minhaaj as-Sunnah an-Nabawiyyah

Nawaasib – Een sekte die de familie van de Profeet Mohammed haatte.
Over de metgezellen:
Redelijkheid en gematigdheid zijn vereist in het geval van de metgezellen en de verwanten van de Profeet sallaah llaahoe 'alayhi wa sallam. Want Allaah prees de metgezellen van Zijn Profeet sallaah llaahoe 'alayhi wa sallam, vanaf de eersten tot aan hen die getrouw volgden. En Hij (subhaanahu wa ta`aalaa) informeerde dat Hij tevreden is met hen en dat zij tevreden zijn met Hem, en Hij (subhaanahu wa ta`aalaa) vermeldde hen in de aayaat van Zijn Boek. Zoals Hij (subhaanahu wa ta`aalaa) zei;

Muhammad is de boodschapper van Allaah. En zij, die met hem zijn, zijn hard tegen de ongelovigen en zachtmoedig onder elkander. Gij ziet hen zich buigen en nederwerpen (in gebed), Allaah's genade en Zijn welbehagen zoekende. Op hun gezichten (voorhoofden) zijn de sporen van het zich ter aarde werpen. Dit is hun beschrijving in de Tauraat (Torah). Maar hun beschrijving in de Injeel (Evangelie) is als het zaad van koren, dat zijn scheut uitspruit, en dien versterkt, waardoor het dik wordt en recht op zijn stengel komt te staan, tot vreugde der zaaiers, dat Hij door hen de ongelovigen woedend maakt. Allaah heeft degenen onder hen die geloven (i.e. eenieder die het Islamitisch Monotheïsme volgt, de godsdienst van Profeet Muhammad, sallaah llaahoe 'alayhi wa sallam, tot de Dag der Opstanding) en goede werken doet, vergeving en een grote beloning (i.e. Paradijs) beloofd. Soerat al-Fath [48:29]

En Allaah zei:

Voorzeker, Allaah had aan de gelovigen welgevallen, toen zij u (O Muhammad sallaah llaahoe 'alayhi wa sallam) onder de boom Bai'ah (Eed) aflegden: Hij wist wat in hun harten was en Hij zond as-Sakinah (kalmte en rust) neder op hen, en Hij beloonde hen met een spoedige overwinning. Soerat al-Fath [48:18]

En het is in de authentieke hadieth boeken overgeleverd dat de Profeet sallaah llaahoe 'alayhi wa sallam zei:

Vervloek mijn metgezellen niet. Bij Degene in Wiens Hand mijn ziel ligt, als één van jullie een uitgaaf aan goud besteedde (dat) gelijk (is) aan de berg Uhud, dan zou het voor niet één van hen gelijk zijn aan een mudd (een hoeveelheid (maat) ter grootte van wat twee bij elkaar gehouden handen dragen, zoals voor graan, dadels etc.), niet eens de helft. (Boekhaarie, Muslim en anderen)
door Shaychoel-Islaam Ibn Taymiyyah rahiemehoellaah

de term Raafidah.

Hoe de term Raafidah ontstond

Sinds de opstand van Zaid, werden de Shi'ah opgedeeld in Raafidah en Zaidiyyah, en toen hij (Zaid) gevraagd werd over Abu Bakr en 'Umar, smeekte hij genade over hen beide, een (groep) mensen verwierpen hem (rafadahu), en hij zei tegen hen, Jullie hebben mij verworpen (rafadtumoonee). Aldus werden zij 'ar-Raafidah' genoemd, vanwege hun verwerping van hem. En eenieder die hem niet verwierp van onder de Shi'ah, werd een 'Zaidiyy' genoemd vanwege hun toeschrijving aan hem.

door Shaykhul Islaam bin Taymiyyah rahiemehoellaa Minhaaj as-Sunnah an-Nabawiyyah

Het graf van Hussain Radia Allaahoe Anhoe

Vraag: De mensen uit Egypte beweren dat het hoofd van Husayn radi-Allaahu 'anhu bij hen is - en de mensen uit Irak hebben een masjid die zij de mashad (altaar) van Husayn noemen, en ik ken de authenticiteit daar niet van. Waar kan het graf van Husayn gevonden worden, volgens de meest juiste uitspraken van de geleerden?

Antwoord: Husayn radi Allaahu 'anhu werd vermoord in Irak in Muharram in het jaar 61H en zijn lichaam was in Irak begraven.

Wat de bewering betreft dat zijn hoofd verplaatst is naar Egypte en daar begraven, dan kennen wij daar geen basis voor - en voorzeker, enkele van de muhaqqiqeen (onderzoekers) van de mensen van kennis hebben dit verworpen.

Dat u hier niet van op de hoogte bent, doet u geen kwaad.

Wat voor u wettig gemaakt is - en andere dan u van de Moslims - is tevreden te zijn met hem en met de rest van de Metgezellen van de Profeet sallaah Allaahoe 'alayhi wa sallam - moge Allaah tevreden zijn met hen allen.

En bij Allaah is de tawfeeq. En moge de vrede en zegeningen met onze Profeet Muhammad zijn en met zijn familie en zijn Metgezellen.

Permanente Comité voor Onderzoek en Oordelen
Shaykh `Abdul-`Azeez Bin Baz rahiemehoellaa
Shaykh `Abdullah bin Ghudayaan
Shaykh `Abdullaah bin Qu`ood
Shaykh `Abdur-Razzaaq al-`Afeefee

Vraag 4 van fatwa no. 9123 pag. 100, Vol. 3 van de Fataawa van het Permanente Comité

Shaych al-Othaymien.

Vraag:

We zijn vandaag de dag blootgesteld aan verschillende soorten van prediking en verspreiding van religiën en we lijden hier zwaar onder. Één van de zaken waarin we vandaag de dag aan lijden is dat de Shi’a sekte van de 12 Iemaams is begonnen met het verspreiden en onderwijzen van hun geloofsovertuigingen en leerstellingen op allerlei verschillende manieren. Ze misleiden de Moslim jeugd die onder Moslim minderheden leven en ze hebben regio’s bereikt die u niet voor mogelijk houdt. Kan uwe Eminentie de belangrijkste verschillen tussen de Soennieten en de Shi’ieten uitleggen?

Antwoord:

Er zijn veel verschillen tussen de Soennieten en de Shi’ieten maar het meest belangrijke verschil is dat Ahloes-Soennah mededogend en genadig zijn jegens de Metgezellen van de Profeet. Ze zeggen (zoals in de Qor’aan staat):

Onze Heer! Vergeef ons en vergeef onze broeders die ons voor zijn gegaan in het geloof en zet geen wrok in onze harten jegens degene die geloofden. Onze Heer! U bent de Barmhartige, de Meest Genadevolle.
(Soeraah al-Hashr: Vers 10)

Het is echter bekend, dat de groep die de vrager net genoemd heeft, de Metgezellen lasteren, ten schande maken en slecht over hen spreken. Ze beschouwen hen als zondig en oneerbiedig en geloven dat ze (de metgezellen) de Islaam lieten na het overlijden van de Profeet (salallaahoe `alayhie was sallem). In werkelijkheid is het lasteren van de metgezellen niet alleen maar het lasteren en te schande maken van de Metgezellen alleen, maar het is het lasteren en te schande maken van de Metgezellen, de Boodschapper van Allaah (salallaahoe `alayhie was sallem), de Islaam, en het lastert de Wijsheid van Allaah.

Wat hun lastering van de Metgezellen betreft, dan is dat duidelijk. Het lasteren van de Profeet (salallaahoe `alayhie was sallem) komt voort uit het feit dat de Metgezellen in zo’n mate vernederd worden dat ze ook de Profeet (salallaahoe `alayhie was sallem) lasteren. Een persoon is op het geloof van zijn beste vriend en zal daarom beoordeeld worden naar gelang van degene wie zijn vrienden en Metgezellen zijn. Daarom, als de vrienden en Metgezellen van de Boodschapper van Allaah (salallaahoe `alayhie was sallem) zo verachtelijk waren, dan zou hij (salallaahoe `alayhie was sallem) hetzelfde zijn als zij. We zoeken Allaahs bescherming voor het geloven van zulke dingen!

Wat betreft het lasteren en het te schande maken van de Islaam, dan is dat omdat de Islaam ons niet doorgegeven is behalve door de Metgezellen van de Profeet, moge Allaahs welbehagen met hun zijn. Dus, als de Metgezellen zo schandelijk en oneerbiedig waren, hoe kunnen we vertrouwen hebben in, en bouwen op deze religie, en hoe kunnen we het aannemen als ons pad naar Allaah (Soebhaanehoe wa Ta’ala)?

Wat betreft het lasteren en het schande maken van Allaahs Wijsheid, Verheerlijkt en Verheven is Hij, dan is dit omdat de duidelijkste tegenspraak van wijsheid is dat Allaah, van onder de besten van Zijn Schepping, (juist) zulke oneerbiedige en schandelijke metgezellen uit zou kiezen, zoals beweerd wordt door de dwalenden. Dit is één van de hoofdzaken waarin Ahloes-Soennah en de Shi’a verschillen.

In feite, als we terugkeren naar de werkelijke betekenis van het woord Shi’a dan zien we dat ze daarmee bedoelen dat ze de volgelingen en de groep van Ahloel-Beeyt (de Familie van de Boodschapper) zijn. Desondanks, de Familie van de Profeet (salallaahoe `alayhie was sallem) en aan het hoofd ervan ‘’Alie ibn Abie Taalib, één van de rechtgeleide Khoelafaa, vergoelijkten de activiteiten van deze groep niet, sterker nog zij verstootten hen, dus hoe kan iemand zeggen dat hij de volgeling en aanhanger van iemand is, die afstand van hem doet en zijn daden verloochent? De mensen die het meeste recht hebben om vrienden en aanhangers van de Familie van de Boodschapper (salallaahoe `alayhie was sallem) te zijn, zijn Ahloes-Soennah. Hun recht op deze beschrijving ligt hem in het feit dat ze geloven dat de Familie van de Profeet (salallaahoe `alayhie was sallem) aanspraak maakt op twee zaken: de aanspraak op geloof en de aanspraak op verwantschap met de Boodschapper (salallaahoe `alayhie was sallem). Echter, ze gaan niet verder dan de grenzen van wat correct en gepast is betreffende hen. Dit is iets dat kan leiden tot de bewering dat de Familie van de Profeet (salallaahoe `alayhie was sallem) goddelijk is of dat ze meer recht hebben op de Boodschap en Profeetschap dan Mohammed (salallaahoe `alayhie was sallem), en andere van zulk soort beweringen die in hun madhab voorkomen.

Kort samengevat, het is een verplichting voor ons om op een zo duidelijk mogelijke manier, geloofsovertuigingen van Ahloes-Soennah Wal-Djama’ah bekend te maken betreffende de Familie van de Profeet (salallaahoe `alayhie was sallem) en de rest van de metgezellen, om zo de valsheid bloot te stellen van hetgeen waar deze dweepzieke mensen in geloven.

Ar-Raafidah, Sie’ah, Shi’ieten.

De Sie’ah vinden dat alle Sahaabah behalve een klein aantal ongelovigen zijn geworden. Zij vervloeken Aboe Baker (radie Allaahoe `anhoe) en Omar (radie Allaahoe `anhoe) en verklaren Aïsha (de vrouw van de Profeet) als ontuchtpleegster zonder gehoor te geven aan het feit dat Allah haar in Soerah Nour vrijgepleit heeft van het begaan van de grote zonde. De Sjietische manhadj is dan ook zo dat zij er van overtuigd zijn dat de Sahaabah verzen uit de Oor’aan hebben weggelaten en de Qor’aan veranderd hebben waardoor het bij hun van de geloofsbelijdenis is om de Sahaabah uit te schelden en te belasteren?

Tevens verklaarden zij dat Ali radie Allaahoe `anhoe en de Imaams van Ahloel-Bait zondeloos waren, en dat zij een gedeelte van de kennis van het onwaarneembare bezaten. Totdat er een aantal volgelingen van Ibn Seba Ali (radie Allaahoe `anhoe) als god verklaarden, waarop Ali (radie Allaahoe `anhoe) hen na de openbaarmaking van hun geloofsovertuiging en het niet terug willen keren van deze valse belijdenis verbrandde in een laaiende vuur. Het is bekend dat zij overdrijven in het houden van de Imaams van Ahloel-Bait, en dat zij er in geloven dat hun imaams wetten mogen bepalen en regels mogen veranderen in het geloof. Deze overdrijving werd op een gegeven moment zo bont dat zij hun imaams als heren naast Allah plaatsten, en mausoleums, graftomben en koepels over hun graven heen bouwden, waar vervolgens rondjes omheen werden gelopen (in aanbidding – Tawaaf) , en offerdieren voor werden geslacht en bij gezworen werd.

Allaah de Heilige zegt: "En Ik heb de jinn en de mens slechts Geschapen, opdat zij Mij (alléén) zouden aanbidden. " (Soerah Adz-Zaariyaat: 56)

Er is reeds aan jouw en aan degenen die voor jou waren geopenbaard: “Als jij anderen (met Allaah) vereenzelvigt in aanbidding dan zullen je daden te niet gaan en zal jij zeker van de verliezers zijn. (Soerah Az-Zoemar: 65).

En Allaah Azzowejellah zegt in Soerah Faatir: …Dat is Allaah, jullie Heer, aan Hem behoort het Koninkrijk. En degenen die jullie naast Hem aanroepen, bezitten nog niet eens een Qitmier (vliesje dat over de pit v.e. dadel zit). Als jullie hen smeken (aanroepen in aanbidding), dan horen zij jullie smeken niet, en al zouden zij horen, dan zouden zij jullie (smeekbede) niet voor jullie verhoren. En op de Dag der Opstandig zullen zij verwerpen dat jullie hen aanbaden. En niemand brengt jou (O Mohammed) op de hoogte zoals hij die (alles) weet (i.e. Allaah).” (Soerah Faatir: 13-14)

Allaah de Heilige maakt in deze Verzen duidelijk dat; het bidden voor een andere dan Hem, en het slachten in de naam van een ander dan Hem, en het smeken (in aanbidding) van doden, beelden, bomen en stenen allemaal van de toekenning van partners naast Allaah (Shirk) en Koefr (ongeloof) is. Niets of niemand van diegene die naast Hem aanbeden worden zoals; de profeten, of engelen, of vromen, of djinn, of afgodsbeelden e.d. bezitten de macht om hen enig voor- of nadeel te doen overkomen. De aanbidding van hen naast Allaah is godenarij en ongeloof. Zoals Allaah de Heilige dat verduidelijkt (door te zeggen dat) zij (de afgoden) de smeekbeden van de smekers niet horen, en als zij het wel zouden horen dat zij dan niet in staat zijn om hun wensen te vervullen. Het is dus een verplichting voor iedereen van de djinn en mens die geboden zijn om te gehoorzamen (aan Allaah) dat zij voor deze zaken oppassen, en (anderen) hiervoor waarschuwen en hen onderrichten dat dit allemaal vals is en tegenstrijdig is aan de uitnodiging naar de Tauwhied (Eenheid) van Allaah en de oprechte uitvoering van alle aanbidding alleen voor Hem, zoals alle Profeten geboden waren om dat te verkondigen.

Zo hebben zij de Shie’ah in Irak op een plek genaamd Karbalaa waar Al-Hoessain ibn Ali ibn Abie Taalib (radie Allaahoe `anhoe) vermoord werd een levensgroot grafmonument gebouwd wat zij vereren en adoreren en verschillende soorten van aanbidding naar toe verrichten.

Imam Adh-Dhahabie (RahimoeAllah) zei: in zijn geschiedenis boek: De eersten die de bid’ah van het vereren van graven naar de moslims over lieten waaien waren; Al-Oebaidyien, Al-Qaraamitah, en de Shie’ah! (bron Sier Alaam An-Noebalaa 10/16)

De Aqiedah van de Shie’ah is ook één van de grondleggers geweest voor het ontstaan van de bid’ah van het Soefisme die net zoals hun leraren de gewoonte hadden (en hebben) om voorspoed bij de graven te vragen en daar verschillende soorten innovaties en handelingen van Shirk uit te voeren. Dit baseerden zij op zwakke en gelogen overleveringen (hadith) rond de Profeet (Moge Allaah's Zegeningen en Vrede met hem zijn) die hun groepsgenoten verzonnen hadden om de mensen tot de aanbidding van graven aan te sporen. De Shie’ah zijn vervolgens net zoals alle andere sekten in verschillende sekten opsplitst o.a: Ar-Raafidah, Az-Zaidiyah, Al-Ismaa’ieliyah, Al-Faatimiyah, Al-Qaraamitah, An-Noesairiyah enz. Sommigen van hen zijn zo gevaarlijk dat zij openlijk Koefr en Shirk begaan, terwijl anderen minder gevaarlijk zijn.

Vormen van aanbidding omvatten ook het aanroepen van de doden, hun hulp zoekend, het offeren aan hen, en het zweren van eden in hun namen. Grote Shirk is het aanbidden van iets of iemand anders naast Allaah,

Allaah Ta’ala zegt: Voorwaar, Allaah vergeeft niet dat er deelgenoten aan Hem toegekend worden, maar Hij vergeeft daarbuiten wat Hij Wil, voor wie Hij Wil. (An-Nisaa`: 116).

En Allaah Ta’ala zegt: “Wij zonden niet een van de Boodschappers voor jou (O Mohammed), of Wij Openbaarden aan hem (zeggende) ''La Illaha Illa-Anna'' (niemand heeft het recht om aanbeden te worden, alleen Ik)’. Aanbidt Mij daarom (alleen en niets of niemand anders)."( Soerah Al-Anbiyaa: 25.)

Zo bleef de (Profeet) (Moge Allaah's Zegeningen en Vrede met hem zijn) dertien jaar lang in Mekkah Al-Moekaramah uitnodigen naar Allaah (de Heilige) en waarschuwen voor de Shirk, en verduidelijken wat de betekenis van La Illaha Illa-Allaah- is. Een klein gedeelte (van de mensen) aanvaarden zijn uitnodiging, maar het overgrote gedeelte (van de mensen) volgden en gehoorzaamden hem niet uit trots en hoogmoedigheid. Daarna emigreerde hij (Moge Allaah's Zegeningen en Vrede met hem zijn) naar Al-Medienah, waar hij de uitnodiging naar Allaah tussen de Moehaajiroen en de Ansaar verkondigde. Vervolgens streed hij op de weg van Allaah (Djihaad) en schreef brieven naar de koningen en leiders van zijn tijd waarin hij zijn verkondiging en de Leiding waarmee hij gekomen was uitlegde. Hij (Moge Allaah's Zegeningen en Vrede met hem zijn) en zijn metgezellen waren uiterst geduldig hierin, totdat het geloof gegrondvest werd en de mensen in groepen het geloof van Allaah (Islaam) aanvaarden.


Bron: Al-Iebaanah blz 100-103

De Soennieten en Shi’ieten.

De voornaamste verschillen tussen de Soennieten en Shi’ieten, betreffende zaken in Geloofsovertuiging en Geloofsleer.


Gebaseerd op het werk ´Mo`tamer an-Nedjef´ van:

Shaych ‘Abdoellaah ibn al-Hoesayn as-Sawayd al-‘Abbaasie

(de ‘Allaamah van Irak in zijn tijd, o. 1174 –rahiemehoellaah-)

Dit artikel is ontleend van gedeelten uit ´Mo`tamer an-Nedjef´ door Shaych ‘Abdoellaah ibn al-Hoesayn as-Sawayd al-‘Abbaasie (o.1174), hetgeen is samengebundeld met het boekje ‘Al-Khutoet Al-‘Ariedah’ (de welbekende weerlegging van de Shi’ieten) van Shaych Moehibboedien Al Khatieb. Het Engelse boekje is wel door de oorspronkelijke vertaler gereviseerd en aangepast, maar uiteindelijk is het, insha´Allaah, een profijtvolle tekst geworden ter verduidelijking van deze verschrikkelijke sekte!


De Glorieuze Qor’aan.



De Soennieten zeggen:

Er is een unanieme overeenstemming onder hen betreffende zijn authenticiteit, en dat zijn tekst beschermd is van enigerlei toevoegingen of schrappingen. De Qor’aan behoort begrepen te worden in overeenstemming met de regels en basisprincipes van de Arabische taal. Zij geloven in elke afzonderlijke letter ervan, zijnde het Woord van Allaah de Verhevene. De Qor’aan is niet tijdelijk, noch is het in bestaan gebracht, eerder is het eeuwig. Valsheid nadert het er niet voor noch erna. Het is de hoofdzakelijke bron van de geloofsovertuigingen, rituelen en gedragsregels van de Moslims.


De Shi’ieten zeggen:


Voor sommigen van hen, is de authenticiteit van de Qor’aan twijfelachtig
(1). En als het blijkt dat het één van hun sektarische geloofsovertuigingen of leerstellingen tegenstrijdig is, geven zij vergezochte interpretaties die in overeenstemming zijn met hun sektarische overtuigingen. Deswege worden zij ook ‘Al-Moeta-Awwilah’ (degenen die hun eigen interpretaties aan de geopenbaarde teksten geven) genoemd. Zij houden er van om aandacht te schenken aan de onenigheden in de tijd dat de Qor’aan voor het eerst samengebundeld werd. De overtuigingen en meningen van hun Iemaams zijn de hoofdzakelijke bron voor hun wetgeving.
________________________________

(1) Velen van hen ontkennen hun twijfel betreffende de authenticiteit van de Qor’aan; het is niet mogelijk een oordeel over hen en hun overtuigingen te geven omdat zij vurig in Taqiyyah geloven en het ten uitvoer brengen. Desondanks weten wij het zeker, dat zij claimen dat gedeelten van de Qor’aan geschrapt zijn, en dat is op zich al voldoende bewijs voor hun twijfel in de Qor’aan, want elke twijfel betreffende een gedeelte ervan bevat twijfel over, en verwerping van het geheel.

Ahadieth (De Profetische Overleveringen).



De Soennieten zeggen:

Wat de Soennieten betreft, is het de tweede bron van geopenbaarde Wet, complementair aan de nobele Qor’aan. Het is niet toegestaan om de regelgevingen en richtlijnen die in de ahadieth staan welke authentiek worden toegeschreven aan de Profeet (salallaahoe 'alayhie was sallem), tegenstrijdig te zijn of ze te verwerpen. De methodologie die toegepast wordt in het bepalen van de authenticiteit van deze overleveringen benodigd een aantal strenge regels, welke de overeenstemming hebben van de geleerden die gespecialiseerd zijn in het vakgebied, en het brengt meen gedetailleerd onderzoek van de ketting van overleveraars van de gegeven overleveringen met zich mee. Er wordt geen verschil gemaakt tussen mannelijke en vrouwelijke overleveraars; oordeel wordt puur en alleen gegeven op basis van de individuele betrouwbaarheid en technisch vermogen in het overleveren van de overleveringen, en de geschiedenis van elke overleveraar wordt vastgelegd. Overleveringen worden niet geaccepteerd van een bekende leugenaar, noch van degene wiens moraal of wetenschappelijk vermogen niet bekrachtigd kan worden, noch van wie dan ook, louter op basis van zijn familieband of afkomst. Het samenstellen van de Profetische Overleveringen wordt als een heilig vertrouwen genomen, en de vervulling ervan overheerst alle andere overwegingen.


De Shi’ieten zeggen:


Shi’ieten verwerpen alle Profetische Overleveringen die niet overgeleverd zijn door leden van Ahloel-Bait, of hun nakomelingen. De enige uitzondering op de regel is een aantal ahadieth die overgeleverd zijn door degenen die de kant kozen van ‘Alie (radiallaahoe 'anhoe) tijdens de politieke oorlogen. Zij houden zich niet bezig met de authenticiteit en degelijkheid van de ketting van overleveraars, noch naderen zij de studie van de Profetische Overleveringen met een wetenschappelijke, kritische houding. Hun overleveringen verschijnen vaak in een vorm zoals die van het volgende voorbeeld: “Het is overgeleverd betreffende Mohammed bin Isma’iel via enkele van onze vrienden door een man die het van hem (‘Alie) overleverde, dat hij heeft gezegd…”
(2) Hun boeken zijn gevuld met honderdduizenden overleveringen wiens authenticiteit niet bevestigd kunnen worden. Zij hebben hun religie met name op deze valse teksten gebaseerd, en tegelijkertijd verwerpen ze meer dan drievierde van de Profetische Overleveringen! Dit is één van de voornaamste verschillen tussen de Shi’ieten en de Soennieten.

__________________________________________

(2) Het zal overduidelijk zijn voor een kritische hadiethgeleerde, dat een ketting van overlevering zoals degene die boven vermeld staat, een aantal ‘ilal (onvolmaaktheden) heeft, welke het da’ief (zwak) maken, of zelfs mardoed (verwerpelijk). Bijvoorbeeld, het gebruik van de termen ‘an en anna in het overleveren van de hadieth duidt een breuk aan in de ketting van overleveraars. Deze missende verbindingen in de ketting kunnen personen zijn die om de een of andere reden onbetrouwbaar beschouwd worden, waarbij vervolgens de authenticiteit van de hadieth ter vraag gesteld zou worden. Tevens, worden er op twee plaatsen madjhoel (onbekende) personen genoemd (er staat: “een man” en “enkele van onze vrienden”), hetgeen wat de hadieth onacceptabel maakt.

De Metgezellen van de Profeet salallaahoe `alayhie was sallem.



De Soennieten zeggen:

Er is unanieme overeenstemming over dat de nobele metgezellen onze uiterste respect verdienen, en (dat zij) absoluut betrouwbaar zijn. Wat de onenigheid betreft die tussen hen is voorgekomen; het wordt beschouwd als zijnde het gevolg van een oprechte uitvoering van persoonlijke overtuiging en mening. De onenigheid werd opgelost en is een zaak van het verleden. Het is niet toegestaan voor ons om wrok en kwaadwilligheid te blijven houden, op basis van vroeger gebeurde geschillen onder de Metgezellen, welke (vervolgens) door blijven gaan voor generaties lang. De Metgezellen zijn degenen die door Allaah met de beste termen worden omschreven; Hij prees hen op vele gelegenheden. Het is niet toegestaan voor iemand om enigerlei beschuldiging jegens hen te uiten of hen wantrouwig te zijn, en er is geen enkel voordeel dat hieruit opgedaan kan worden.


De Shi’ieten zeggen:


Zij beweren dat allen behalve enkele van de Metgezellen ongelovigen werden na de dood van de Profeet (salallaahoe 'alayhie was sallem). Aan de andere zijde, wezen zij ‘Alie ibn Abie Taalib een hele speciale status toe; enkelen van hen beschouwen hem als plaatsvervanger (van de Profeet (salallaahoe 'alayhie was sallem), en enkelen beschouwden hem als een Profeet, terwijl anderen hem als god beschouwden! Shi’ieten beoordelen Moslims naar gelang van hun positie tegenover ‘Alie. Eenieder die tot Khalief verkozen was vóór ‘Alie wordt door hen beschouwd als een tiran, een ongelovige of een zondaar. Hetzelfde oordeel wordt geveld over elke Moslim heerser die niet aftrad omwille van de nakomelingen van ‘Alie en zijn vrouw Fatimah (radiallaahoe 'anhoem). De Shi’ieten creëerden daarmee een atmosfeer van vijandigheid door de geschiedenis van de Islaam heen, en het vraagstuk van partijgeest voor Ahloel-Bait ontwikkelde zich tot een (aparte) leer, hetgeen zulke schadelijke leerstellingen door de generaties heen predikten en in stand hielden.


Het Geloof in de Eénheid van Allaah.


De Soennieten zeggen:

Soennieten geloven dat Allaah de Ene is, de Enige, God de Almachtige Heerser. Hij heeft geen deelgenoten noch concurrent, en Hij heeft geen gelijke. Er is geen tussenpersoon tussen Hem en Zijn aanbidders. Zij geloven in zijn eigenschappen zoals zij geopenbaard zijn in de Qor’aanische verzen, en zij verdoezelen hun klaarblijkelijke betekenissen niet met vergezochte interpretaties. Zij maken geen enkele vergelijking tussen de Goddelijke Eigenschappen met andere dingen, want zoals Allaah zegt in Zijn Boek:
“Er is niets gelijk aan of vergelijkbaar met Hem.” Zij geloven dat Allaah de Profeten stuurde, en hen heeft opgedragen Zijn Boodschap en Leiding aan de mensheid over te brengen. Zij hebben Allaah’s Boodschap overgebracht en er geen enkel deel van verborgen gehouden. Zij geloven dat kennis van het Ongeziene aan Allaah alleen behoort. Bemiddeling wordt beperkt tot het Hiernamaals, en niemand mag bemiddelen behalve met Allaah’s toestemming. Alle smeekgebeden, eden, offerandes of (slachtingen van) offerdieren en verzoeken voor benodigdheden behoren gericht te worden aan Allaah alleen; zij behoren aan niemand gericht te worden of aan anderen naast Hem. Allaah alleen beheert goed en kwaad. Er is niemand, levend of dood, die in Zijn heerschappij deelt, of in Zijn beheren van de aangelegenheden. Alle schepsels zijn van Hem afhankelijk, en hebben Zijn gunsten en genade nodig. De kennis van Allaah wordt verkregen door kennis van de Goddelijk geopenbaarde wet, en dit heeft voorrang boven de uitoefening van denkvermogen, hetgeen iemand wellicht nooit naar de waarheid zou leiden, ondanks dat het geruststelling aan de gelovige kan geven, en hem helpen om rust te krijgen.


De Shi’ieten zeggen:


De Shi’ieten geloven ook in Allaah de Verhevene en Zijn Eénheid, behalve dat zij dit geloof vervalsen met polytheïstische rituelen en voorschriften. Zij smeken en maken smeekgebeden naar Allaah’s dienaren en aanbidders in de plaats van Hem alleen, zeggende: “O ‘Alie!” en “O Hoessein!” en “O Zainab!” Insgelijks leggen zij eden af en offeren dieren in de naam van anderen dan Allaah. Zij verzoeken de doden om hen in hun behoeften te vervullen, zoals dat blijkt uit hun gebeden en hun gedichten. Zij beschouwen hun iemaams als onfeilbaar, en dat zij kennis bezitten van het Ongeziene, en deelnemen in het beheren van het universum. Het zijn de Shi’ieten die Soefisme (mysticisme) uit hebben gevonden om hun afgedwaalde leerstellingen in te wijden om zodoende (te proberen) hen een authentiek luchtje te geven. Zij beweren dat er speciale kracht en autoriteit in de ‘awliyaa’ (heiligen) gevestigd zijn, ‘aqtaab’(degenen die beschouwd worden als zijnde de spirituele assen van het universum, welke draaien door hun verheven status), en Ahloel-Bait. Shi’ietische geleerden en geestelijkheden prenten hun volgelingen het concept in van een erfelijke bevoorrechte klasse als zijnde een zaak van religie, ondanks dat dit totaal geen basis heeft in de Islaam. Kennis over Allaah, wordt volgens hen verkregen door het uitoefenen van het denkvermogen, en niet door kennis van de Goddelijk geopenbaarde wet. Hetgeen wat tot ons kwam door middel van openbaring in de Qor’aan, louter een bevestiging van het oordeel van het denkvermogen representeert; het wordt niet beschouwd als zijnde een bron die onafhankelijk is van, en buiten de grenzen van het denkvermogen ligt.

Het Zien van Allaah.


De Soennieten zeggen:

Soennieten geloven dat gelovigen gezegend zullen zijn met de Aanzicht van Allaah in het Hiernamaals, zoals vermeld staat in de Qor’aan:
“Op die Dag zullen gezichten (van de gelovigen) schitteren, kijkend naar hun Heer.”


De Shi’ieten zeggen:


De Shi’ieten geloven dat het Zien van Allaah niet mogelijk is in deze wereld, noch in het Hiernamaals.

Het Ongeziene.


De Soennieten zeggen:

Allaah de Glorieuze, heeft kennis van het Ongeziene voor zichzelf gehouden; desalniettemin, heeft Hij aan Zijn Profeten enkele zaken en toestanden van het Ongeziene geopenbaard, voor bepaalde redenen. De Qor’aan zegt:
“En zij bevatten niets van Allaah’s kennis, behalve van hetgeen wat Hij wil onthullen.”

De Shi’ieten zeggen:


Zij beweren dat kennis van het Ongeziene uitsluitend aan hun iemaams behoort, en het is niet aan de Profeet (salallaahoe 'alayhie was sallem) om ons te informeren over het Ongeziene. Sommige Shi’ieten gaan zelfs zo ver dat zij Goddelijkheid claimen voor deze iemaams.


Aalur-Rasoel (De familie van de Boodschapper) salallaahoe `alayhie was sallem.



De Soennieten zeggen:

Aalur-Rasoel, heeft volgens de Soennieten verschillende betekenissen. De beste afzonderlijke definitie van deze term is: ‘De volgelingen van de Profeet Mohammed (salallaahoe 'alayhie was sallem) in het geloof van Islaam.’ Het wordt tevens omschreven als: ‘De vrome en godvrezende mensen van de Oemmah van de Profeet (salallaahoe 'alayhie was sallem).’ Het wordt tevens gezegd dat het duidt op de gelovige familieleden van Mohammed, van de stammen Haashim en ‘Abdoel-Moetalieb.



De Shi’ieten zeggen:


Volgens de Shi’ieten duidt de term Aalur-Rasoel alleen op ‘Alie ibn Abie Taalib, enkele van zijn zonen, en op de nakomelingen van die zonen.


De Betekenis van Sharie’ah en Haqieqah



De Soennieten zeggen:

De opvatting van de Soennieten betreffende de Sharie’ah (de Goddelijk geopenbaarde wet) is dat het zelf de Haqieqah (de essentiële kennis, de realiteit) is. Zij zijn van mening dat Mohammed, de Boodschapper van Allaah (salallaahoe 'alayhie was sallem), voor zijn natie geen enkel gedeelte verborgen heeft gehouden van de kennis die de geopenbaarde wetten bevatten. Er was geen enkel goed iets, behalve dat hij ons er naar toe leidde, en er was geen enkel slecht iets, behalve dat hij ons er tegen waarschuwde. Allaah zegt:
“Op deze dag heb Ik uw religie voltooid.” Vandaar zijn de bronnen van de Islaamitische religie; Allaah’s Boek en de Soennah van de Profeet (salallaahoe 'alayhie was sallem), en er is geen enkele behoefte om daar iets aan toe te voegen. De verhouding van de gelovige met Allaah, en de weg tot het bereiken van goede werken en aanbidding zijn duidelijk en direct. De enige die de werkelijke toestand van de gelovige kent is Allaah, dus wij vaardigen geen oordeel uit over de prijzenswaardigheid of kuisheid van wie dan ook, opdat wij niet buiten onze grenzen treden. De opvattingen en meningen van eenieder kunnen geaccepteerd of verworpen worden, behalve die van de onfeilbare Profeet van Allaah (salallaahoe 'alayhie was sallem).


De Shi’ieten zeggen:


De Shi’ieten zien de Sharie’ah als zijnde louter de verschillende regelgevingen en richtlijnen die door de Profeet (salallaahoe 'alayhie was sallem) doorgevoerd zijn; en zij zijn alleen van toepassing op het gewone en oppervlakkige volk. Wat de Haqieqah betreft, niemand kent het behalve de iemaams van Ahloel-Bait. Deze iemaams verkrijgen de wetenschappen van haqieqah door erfenis, de ene generatie na de andere. Het blijft een geheim bezit onder hen. Tevens beschouwen de Shi’ieten hun iemaams als onfeilbaar; hun iedere daad en handeling is verplicht voor hun volgelingen. Zij geloven dat men mag communiceren met Allaah via tussenpersonen, en het is dan ook om deze reden dat hun religieuze leiders een dusdanig opgeblazen mening van zichzelf hebben, zoals dat blijkt uit de overdreven titels die zij voor zichzelf nemen zoals; Baaboellaah (de deur van Allaah), Walieyoellaah (de vriend van Allaah), Hoedjatoellaah (Allaah’s bewijs), Ayatoellaah (het teken van Allaah), Al-Ma’soem (de onfeilbare), etc.


Islaamitische Jurisprudentie.



De Soennieten zeggen:

Ahloes-Soennah volgen strikt de wettelijke regelgevingen en richtlijnen van de Nobele Qor'aan, zoals dat verduidelijkt is door de uitspraken en handelingen van de Boodschapper (salallaahoe 'alayhie was sallem). Tevens verlaten wij ons op de uitspraken van de Metgezellen en de generatie van betrouwbare geleerden die hen opvolgden. Zij waren het dichtst bij het tijdperk van de Profeet (salallaahoe 'alayhie was sallem) en (zij zijn) het meest oprecht in het bijstaan van zijn missie, door alle beproevingen en rampspoeden heen welke ondergaan moesten worden in de loop van het tot stand brengen van Islaam. Sinds dat deze religie vervolmaakt is, heeft niemand het recht om nieuwe wetten of richtlijnen te formuleren; desalniettemin, om de details van de geopenbaarde wet juist te kunnen begrijpen, en om het toe te passen op nieuwe situaties en omstandigheden, terwijl men het algemene welzijn van de mensen voor ogen houdt, moet men terugkeren naar gekwalificeerde Moslimgeleerden, degenen die puur en alleen binnen de grenzen kunnen werken die door Allaah’s Boek en de Soennah van de Profeet (salallaahoe 'alayhie was sallem) tot stand zijn gebracht.



De Shi’ieten zeggen:


Zij verlaten zich puur en alleen op de exclusieve bronnen welke zij voor hun iemaams claimen; op hun vergezochte interpretaties van de Qor’aan; en op hun tegengestelde standpunten waardoor zij altijd overhoop liggen met de meerderheid van de Moslims. De Shi’ieten beschouwen hun iemaams als zijnde onfeilbaar, en dat zij het recht hebben om nieuwe regelgevingen en richtlijnen te creëren die tegenstrijdig zijn aan de geopenbaarde wet. Bijvoorbeeld, zij veranderden: A) De oproep tot het gebed (adhaan) en de voorgeschreven tijden en houdingen van gebeden. B) De riten van Hadj (bedevaart) en het bezoeken van heilige plaatsen. C) De vermelde tijden voor het beginnen en verbreken van het vasten. D) De regelgeving betreffende de Zakaat (armenbelasting) en haar distributie. E) De wetten van Erfenis. Met name de Shi’ieten nemen standpunten in die in strijd zijn met Ahloes-Soennah, hetgeen de kloof tussen ons en hen groter maakt.

Al-Walaa’ (Gehoorzaamheid en toewijding).


De Soennieten zeggen:

Al-walaa’ betekent ‘totale trouw, gehoorzaamheid en toewijding’. De Soennieten geloven dat dit alleen verschuldigd is aan de Boodschapper van Allaah (salallaahoe 'alayhie was sallem), vanwege hetgeen Allaah zegt in Zijn Boek:
“Eenieder die de Boodschapper gehoorzaamt, heeft voorzeker Allaah gehoorzaamt.” Geen enkel ander persoon verdient onze strikte opvolging of onze gehoorzaamheid en toewijding. Onze verantwoordelijkheden jegens anderen worden beschreven door bekende wettelijke principes, en er is geen gehoorzaamheid aan wie dan ook verschuldigd, als dit ongehoorzaamheid jegens de Schepper inhoudt.

De Shi’ieten zeggen:


Zij beschouwen al-wallaa’ als zijnde één van de pillaren van iemaan. Zij omschrijven het als ‘het vastberaden geloof in de Twaalf Iemaams (inclusief de ‘Verborgen’ Iemaam). Zij beschouwen iemand die geen strikte toewijding heeft aan Ahloel-Bait, als iemand die geen geloof heeft. Zij bidden niet achter zo een persoon, noch geven ze hem zakaat, zelfs als hij het wel verdient. Zo een persoon wordt door hen als een kafir (ongelovige) behandeld.


Taqiyyah (weloverwogen misleiding of leugenverhaling).


De Soennieten zeggen:

Het wordt omschreven als het presenteren van een uiterlijke vertoning, welke een verkeerde veronderstelling geeft betreffende hetgeen men van binnen verschuilt, om zichzelf van kwaad te beschermen. Het wordt als verboden beschouwd voor een moslim om andere moslims te misleiden of hen voor te liegen, vanwege de uitspraak van de Profeet (salallaahoe 'alayhie was sallem): “Degene die misleidt, is niet van ons.” Toevlucht nemen tot Taqiyyah is alleen toegestaan in één situatie: tijdens oorlog tegen de ongelovigen die de vijanden van Islaam zijn. Dat is onderdeel van de etiquette van oorlog. Het is verplicht voor de moslim op waarheidsgetrouw te zijn, en dapper in het handhaven van de waarheid, en om noch ostentatief, noch misleidend, noch verraderlijk te zijn. Hij behoort oprecht advies te geven, en het goede gebieden en het slechte verbieden.



De Shi’ieten zeggen:


Ondanks alle verschillen tussen de verscheidene Shi’ietische sekten, zijn zij het er allemaal over eens dat taqiyyah een voorgeschreven plicht is en een pilaar van hun geloof. Hun stromingen zouden zonder dit niet stand kunnen houden. Zij leren haar principes en methodes en zij handelen ernaar, met name als zij in moeilijke omstandigheden zijn. Zij overdrijven in het prijzen en vleien van degenen wie zij als ongelovigen beschouwen, degenen wie zij beschouwen waardig te zijn voor afslachting en vernietiging. Het oordeel van koefr wordt uitgevaardigd over eenieder die niet van hun sektarische stroming is, en voor hen “heiligt het doel de middelen”. Hun ethiek laat elke manier van liegen, sluwheid en misleiding toe.
(3)
______________________________

(3) Het is een Shi’ietische overlevering die luidt: “Taqiyyah is mijn geloof en het geloof van mijn voorvaderen.” Zij zeggen ook dat: “Eenieder die geen taqiyyah verricht, heeft geen geloof.” Tevens staat het vermeld in Al-Islaamoe Sabieloes-Sa’aadah’ dat: “Als een persoon verwacht dat hem of zijn bezit kwaad zal overkomen, het verplicht voor hem is om het goede gebieden en het slechte verbieden te verlaten. Deze regelgeving is één van de bijzonderheden die specifiek zijn aan de Shi’ieten, en het wordt at-Taqiyyah genoemd.” Het is duidelijk dat als dit tot de letter gevolgd zou worden, zelfs Djihaad verlaten zou kunnen worden, en dit zou gegarandeerd in tegenstrijd zijn met het bevel van Allaah de Verhevene.

Het Regeren van de Islaamitische Staat.



De Soennieten zeggen:

De staat wordt geregeerd door een khalief die gekozen wordt tot diens positie van leiderschap door de moslims. (4) Om een leider te zijn, moet een man helder van geest zijn, rechtvaardig zijn en kennis hebben. Hij behoort bekend te staan voor zijn vroomheid en betrouwbaarheid, en hij behoort in staat te zijn om zo een verantwoordelijkheid te dragen. De khalief wordt benoemd door de moslims die begiftigd zijn met kennis en ervaring. Als hij zich niet standvastig aan zijn taak houdt, en afdwaalt van de richtlijnen van de Qor’aan, dan mogen zij hem van zijn positie verwijderen en hem ontdoen van al zijn autoriteit.
(5) Anders verdient hij de gehoorzaamheid en medewerking van elke moslim. De rol van het khaliefaat is, voor de soennieten, een zware last en verantwoordelijkheid, niet slechts eer of een gelegenheid voor uitbuiting.

De Shi’ieten zeggen:


Over het algemeen gesproken is het recht om te heersen volgens de Shi’ieten erfelijk, en is beperkt tot ‘Alie, en zijn nakomelingen vanuit Fatimah (de dochter van de Profeet (salallaahoe 'alayhie was sallem)). Er is desondanks, een klein geschil onder hen betreffende dit erfelijke recht over tot wie het behoort. Vanwege dit standpunt van hun, zijn de Shi’ieten nooit trouw aan welke leider dan ook, behalve wanneer hij van de afstammelingen van ‘Alie ibn Abie Taalib is. Toen het gebruik van het erfelijk recht op leiderschap niet meer in stand gehouden kon worden, omdat de lijn tot een einde was gekomen, verzonnen de Shi’ieten het geloofsartikel genaamd Ar- Radj’ah, volgens deze (geloofsleer) was de aatste Iemaam niet dood, maar ‘verborgen’. Hij wordt verwacht te herrijzen aan het einde der tijden, wanneer hij al zijn politieke tegenstanders af zal slachten, en degenen van zijn voorvaderen, en zal de rechten van de Shi’ieten herstellen welke ‘geplunderd’ waren door andere sekten door de eeuwen heen.

____________________________

(4)
Voetnoot Aboe ‘Oebaydillaah: er wordt hier gesproken over maar 1 manier van aanstelling van de Islaamitische leider terwijl er meerdere manieren zijn zie Oesoel as-Soennah van Iemaam Ahmed punt 31 t/m 37 met het commentaar hierop.

(5) Voetnoot Aboe ‘Oebaydillaah: Ik weet niet hoe deze woorden in dit artikel zijn geslopen maar hetgeen wat hier staat is in werkelijkheid de methodiek van de dwalende sekten van de Chawaaridj en de M’otazilah, degenen die het rebelleren tegen de onrechtvaardige leiders toestaan, in tegenstelling tot Ahloes-Soennah wal Djama’ah. Zie hiervoor ook Oesoel as-Soennah van Iemaam Ahmed punt 31 t/m 37 met het commentaar hierop.

Shaych Bin Baaz

Shaych Bin Baaz (rahiemehoellaah) geeft antwoord op een vraag betreffende de Shi'ieten en de 72 dwalende sekten


De Shaych (rahiemehoellaah) werd gevraagd over de Raafidah (Shi`ieten):

Vraag:

Zijn zij van de 72 (dwalende) sekten?

Antwoord:

Zij behoren tot hen. Echter, onder hen bevinden zich Ongelovigen, maar onder hen bevinden zich ook Moslims. Dus de Raafidah die iets anders aanbidden naast Allaah, zij zijn Ongelovigen. En de Raafidah die Ali over `Uthmaan prefereert, of over as-Sidieq (Aboe Bakr), dit zijn geen ongelovigen, maar zij zijn wel Innoveerders. Echter, diegene die smeekbeden maakt naar Ali of een lid van de familie van de Profeet (Ahloel-Bayt) en overdrijven omtrent hen, dan zijn deze mensen zeer zeker Ongelovigen. En zo ook degene die zegt: Voorwaar, het Profeetschap was voor Ali bedoeld, maar Djibriel was verradelijk (door in de plaats daarvan naar Mohammed te gaan), zo een persoon is een Ongelovige en een Ketter. Wij zoeken toevlucht bij Allaah (tegen dit). En de 72 sekten, tussen hen zitten ongelovigen, en tussen hen zitten ongehoorzame zondaren. Ook zitten tussen hen afgedwaalde innoveerders, en innoveerders die geen ongelovigen zijn. Echter, zij zijn allen samen gekomen in de aangelegenheid betreffende het gehoor geven aan de uitnodiging van de Profeet (sallahu aleihi wa sallem). Daarom, zij zijn van de Oemmah van Al-Iejaabah (gehoorgevenden aan de uitnodiging). In tegenstelling tot de Oemmah van Ad-Da`wah (diegenen die uitgenodigd worden), en zij zijn talrijk. De Joden en de Christenen zijn van de Oemmah van Ad-Da`wah Zij zijn de mensen van het Hellevuur. Echter, deze 73 groeperingen, zij zijn diegenen die gehoor gaven aan de uitnodiging (van de Islaam) en zij beweren dat zij volgelingen zijn van de Profeet (sallalahu aleihie wa sallem). Zij beweren dat zij gehoor gaven aan zijn uitnodiging. De veilige groep van hen, is de Geredde Groep (Al-Firqatoen-Naadjiyah). Zij zijn diegenen die de Profeet (sallahu aleihi wa sallem) volgen en zijn pad bewandelen. Met betrekking tot de 72 groeperingen, onder hen bevinden zich afgedwaalde personen, en onder hen bevinden zich ongelovigen, en onder hen bevinden zich ongehoorzame zondaren, en onder hen bevinden zich afgedwaalde innoveerders. Zij zijn verschillend in niveau en gradatie, maar zij worden allen bedreigd met het Hellevuur, allemaal. We vragen Allaah voor veiligheid en zoeken toevlucht (tegen dit).


Bron: Sharhu Kitaab Fadhlil-Islaam, pg. 13, onder voetnoot nummer. 25

Kennismaking met de Shi'ah deel 1.

Er wordt vaak beweerd dat de overtuiging van de Sjiieten niet zo veel verschilt van die van Ahl us-Soennah wal Djamaacah en dat Ahloe as-Soennah uit haat en nijd de Sjiieten zwart proberen te maken en roddels en leugens over hen verspreiden. Maar dankzij de zendingsdrift en de ontwikkelingen op het gebied van Sjiietisch drukwerk, is het een stuk makkelijker geworden voor ons om prominente boeken van de Shi'ah te bemachtigen. Dit biedt ons een uitgelezen kans hun valse doctrines uit de doeken te doen uitgaande van hun eigen boeken waar zij geen afstand van durven te nemen.

En natuurlijk zijn wij de beroerdste niet als de Sjiieten afstand willen nemen van de door hun geleerden gedane uitspraken, maar dan moeten zij wel openlijk deze boeken verwerpen en de schrijvers ervan veroordelen. In afwachting hiervan zullen wij rustig verder gaan met het ontsluieren van hun ware gezicht.

De oorsprong van hun overtuiging.


De Sjiieten geven zelf te kennen dat de stichter van de Sjiietische stroming een jood was, genaamd Ibnoe Saba' en dat Ali (Radia Allaahoe Anhoe) de volgelingen van deze man heeft verbrand en afstand heeft genomen van zijn afgedwaalde ideeen. [1]

De Sjiieten zien de soennieten als Koeffaar.


Zij zeggen: “Wij en zij (Ahl us-Soennah) hebben niet dezelfde god, noch dezelfde Profeet, noch dezelfde imam, want zij beweren dat hun Heer Degene is wiens Profeet Mohammed heette en de Kalifah daarna Aboe Bakr. Wij erkennen noch deze Heer, noch deze Profeet, want wij geloven dat de Heer die Aboe Bakr als opvolger van Zijn Profeet aanvaardt, niet onze Heer is en ook is Diens Profeet niet onze Profeet.” [2]

Zij zeggen: “Het verwerpen van één van onze twaalf imams is net als het verwerpen van alle Profeten.” [3]

Zij zeggen: “Wie één van onze twaalf imams verwerpt is een afgedwaalde ongelovige die in aanmerking komt voor de eeuwige Hel.” [4]

Allah volgens de Sjiieten


Zij zeggen: “(Het woord) ‘Ah’ is één van de Schone Namen van Allah. Wie ‘Ah’ zegt, heeft Allah opgeroepen.”[5]

Zij zeggen: “Allah bezoekt al-Hoessayn ibnoe Ali, geeft hem een hand en gaat met hem zitten op een ligstoel.”[6]

De Koran volgens de Sjiieten


Zij zeggen dat de Edele Koran gewijzigd is en dat de echte Koran in het bezit is van hun verwachte Mahdi. [7]

Zij zeggen dat het zinsdeel “Aal Mohammed wa Aal Ali” uit de Koran is geschrapt” [8]

Zij zeggen: “Er bestaat een Soerah met de naam ‘al-Wilaayah’ die als volgt begint: ,,O jullie die geloven, gelooft in de beide lichten…” En het is Othmaan ibnoe Affaan die deze Soerah heeft doen vervallen.” [9]

Zij zeggen: “Leert jullie vrouwen Soerat Yoesoef niet en leest het niet aan hen voor, want deze Soerah staat vol van fitan (zaken die tot wanorde en anarchie leiden).” [10]

De Profeet volgens de Sjiieten


Zij zeggen dat Ali dapperder is dan de Profeet (vrede zij met hem) en dat de Profeet (vrede zij met hem) dapperheid niet in zich heeft.” [11]

Zij zeggen: “De Profeet (vrede zij met hem) gaf altijd, voor het slapengaan, Faatimah een kus tussen haar borsten.” [12]

Al-Hassan, de kleinzoon van de Profeet, volgens de Sjiieten


Zij zeggen: “Al-Hassan ibnoe Ali is degene die de gelovigen schande heeft aangedaan door de eed van loyaliteit af te leggen aan Moecaawiyyah.” [13]

De vrouwen van de Profeet volgens de Sjiieten


Zij zeggen: “Aa’ishah (Radia Allaahoe Anha) is na de dood van de Profeet (vrede zij met hem) ongelovig geworden evenals een groot aantal van de metgezellen.” [14]

Zij zeggen: “Aa’ishah heeft ontucht gepleegd.” [15]

Zij zeggen: “Aa’ishah en Hafsah wilden samen de Profeet (vrede zij met hem) gif te drinken geven.” [16]

De metgezellen volgens de Sjiieten.


Zij zeggen: “Alle metgezellen, uitgezonderd drie, zijn na de dood van de Profeet (vrede zij met hem) ongelovigen geworden, waaronder Aboe Bakr, Omar, Othmaan, Khaalid ibnoel Walied, Moecaawiyyah en al-Moeghirah ibnoe Shoecbah.” [17]

Zij zeggen: “Tot onze overtuiging behoort het zich distantiëren van de vier afgoden; Aboe Bakr, Omar, Othmaan en Moecaawiyyah. Ook behoort het tot onze overtuiging zich te distantiëren van de vier vrouwen; Aa’ishah, Hafsah, Hind en Oem ul-Hakam en iedereen die hen volgt. Ook moeten wij geloven dat deze personen de meest slechte schepsels van Allah op aarde zijn en dat het geloven in Allah, Zijn profeet en Zijn Imams niet mogelijk is zonder afstand te nemen van hun vijanden.” [18]

Zij zeggen: “Aboe Bakr en Omar zijn ongelovigen en degene die hen liefheeft is ook een ongelovige.” [19]

Zij zeggen: “De reden waarom de Profeet (vrede zij met hem) Aboe Bakr koos als reisgezel voor zijn emigratietocht is omdat hij bang was dat als Aboe Bakr achter zou blijven, hij de ongelovigen van Qoeraysh naar de Profeet (vrede zij met hem) zou leiden.” [20]

Zij zeggen: “Wanneer onze Mahdi komt, zal hij Aboe Bakr en Omar weer tot leven brengen, kruisigen en verbranden. Ook zal hij Aa’ishah tot leven brengen en haar straffen.” [21]


--------------------------------------------------------------------------------

[1] Firaaq ush-shiecah van Nobochtie, blz. 22; Ikhtiaar Macrifat ur-Ridjaal van Toesi, blz. 107.

[2] Al-Anwaar An-Noecmaaniyyah van Nicmatullah al-Djazaa’iri, boekdeel 2, blz 278.

[3] Manhadj an-Nadjaat van al-Faidh al Kashaanie blz. 48.

[4] Haq ul-Yaqeen van cAbdullah Shibr, boekdeel 2, blz. 189.

[5] Moestadrak al-Wasaa’il van an-Noeri at-Taboersie, boekdeel 2, blz. 148.

[6] Sahiefat ul-Abraar van Mirza Mohammed at-Taqiyy, boekdeel 2, blz. 140.

[7] Hier volgen de namen van een aantal grote Sjiietische geleerden die menen dat de Koran gewijzigd is:

* Ali ibnoe Ibraahiem al-Qoemmie

* Nicmatullah al-Djazaa’iri

* Al-Faidh al Kashaanie

* Ahmed at-Taboersie

* Mohammed Baaqir al-Madjelisi

* Al Moefied

* Adnaan al-Bahraani

* An-Noeri at-Taboersie

* Habiebullah al-Khoe’ie

* Mohammed ibnoe Yacqoeb al-Kolienie

* Mohammed al-cAyaashi

[8] Manhadj al-Baraacah van Habiebullah al-Khoe’ie, boekdeel 2, blz. 216.

[9] Fasl ul-Khitaab fi Tahriefi Kitaab Rabb il-Arbaab van An-Noeri at-Taboersie, blz. 18.

[10] Al-Foeroec min al-Kaafie van Al-Kolienie, boekdeel 5, blz. 516.

[11] Al-Anwaar An-Noecmaaniyyah van Nicmatullah al-Djazaa’iri, boekdeel 1, blz. 17.

[12] Bihaar ul-Anwaar van al-Madjelisi boekdeel 43 blz 78.

[13] Ridjaal Al-Koshi van al-Koshi, blz. 103.

[14] Ash-Shihaab ath-Thaaqib van Yoesoef al-Bahraani, blz. 236.

[15]As-Siraat ul-Moestaqiem van Zain ud-Dien an-Nabaati al-Bayaadhi, boekdeel 3, blz. 165.

[16]As-Siraat ul-Moestaqiem van Zain ud-Dien an-Nabaati al-Bayaadhi, boekdeel 3, blz. 168.

[17] Ar-Rawdah min al-Kaafi van Al-Kolienie, boekdeel 8, blz. 245.

[18] Haq al-Yaqeen van Al-Madjelisi blz 519.

[19] Bihaar al-Anwaar van Al-Madjelisi boekdeel 69 blz 137-138.

[20] Tafsier al-Borhaan van Haashim Al-Bahraani.

[21] Ar-Radj3ah van Ahmed al-Ahsaa’ie blz 116, 161.