القران الكريم

Over de metgezellen.

Redelijkheid en gematigdheid zijn vereist in het geval van de metgezellen en de verwanten van de Profeet sallaah llaahoe 'alayhi wa sallam. Want Allaah prees de metgezellen van Zijn Profeet sallaah llaahoe 'alayhi wa sallam, vanaf de eersten tot aan hen die getrouw volgden. En Hij (subhaanahu wa ta`aalaa) informeerde dat Hij tevreden is met hen en dat zij tevreden zijn met Hem, en Hij (subhaanahu wa ta`aalaa) vermeldde hen in de aayaat van Zijn Boek. Zoals Hij (subhaanahu wa ta`aalaa) zei;

Muhammad is de boodschapper van Allaah. En zij, die met hem zijn, zijn hard tegen de ongelovigen en zachtmoedig onder elkander. Gij ziet hen zich buigen en nederwerpen (in gebed), Allaah's genade en Zijn welbehagen zoekende. Op hun gezichten (voorhoofden) zijn de sporen van het zich ter aarde werpen. Dit is hun beschrijving in de Tauraat (Torah). Maar hun beschrijving in de Injeel (Evangelie) is als het zaad van koren, dat zijn scheut uitspruit, en dien versterkt, waardoor het dik wordt en recht op zijn stengel komt te staan, tot vreugde der zaaiers, dat Hij door hen de ongelovigen woedend maakt. Allaah heeft degenen onder hen die geloven (i.e. eenieder die het Islamitisch Monotheïsme volgt, de godsdienst van Profeet Muhammad, sallaah llaahoe 'alayhi wa sallam, tot de Dag der Opstanding) en goede werken doet, vergeving en een grote beloning (i.e. Paradijs) beloofd. Soerat al-Fath [48:29]

En Allaah zei:

Voorzeker, Allaah had aan de gelovigen welgevallen, toen zij u (O Muhammad sallaah llaahoe 'alayhi wa sallam) onder de boom Bai'ah (Eed) aflegden: Hij wist wat in hun harten was en Hij zond as-Sakinah (kalmte en rust) neder op hen, en Hij beloonde hen met een spoedige overwinning. Soerat al-Fath [48:18]

En het is in de authentieke hadieth boeken overgeleverd dat de Profeet sallaah llaahoe 'alayhi wa sallam zei:

Vervloek mijn metgezellen niet. Bij Degene in Wiens Hand mijn ziel ligt, als één van jullie een uitgaaf aan goud besteedde (dat) gelijk (is) aan de berg Uhud, dan zou het voor niet één van hen gelijk zijn aan een mudd (een hoeveelheid (maat) ter grootte van wat twee bij elkaar gehouden handen dragen, zoals voor graan, dadels etc.), niet eens de helft. (Boekhaarie, Muslim en anderen)


door Shaychoel-Islaam Ibn Taymiyyah rahiemehoellaah

0 reacties:

Een reactie posten