القران الكريم

'Ali & Mu'aawiyah.

Tegelijkertijd weten wij dat 'Ali bin Abu Taalib radi-Allaahu 'anhu deugdzamer en dichter bij de waarheid was dan Mu'aawiyah en zij die hem bevochten. Want het is bevestigd in de Twee Sahihs (Boekhaarie en Muslim) van abu Sa'id al-Khudri radi-Allaahu 'anhu dat de Profeet (sal-Allaahu 'alayhi was-sallam) zei:

Een groep is afgevallen toen zij de Moslims verdeelden, de partij van de twee die dichter bij de waarheid was versloeg hen.
[1]

En deze hadieth is het bewijs dat bij beide groepen de waarheid was, maar dat 'Ali radi-Allaahu anhu dichter bij de waarheid was.

Wat hen betreft die zich onthielden van het vechten tijdens de fitnah, zoals Sa`d bin abu Waqaas, ibn 'Umar en anderen naast hen radi-Allaahu 'anhum, zij volgden de teksten op die zij hadden gehoord over het vechten tijdens fitnah.[2] En dit is de zienswijze van de meeste mensen van hadieth.

Voetnoten:

[1] Muslim, in gelijke bewoordingen bij Boekhaarie en anderen.

[2] Zoals de uitspraak van de Profeet, sal-Allaahu 'alayhi was-sallam:
Er zal een fitnah zijn waarbij de zittende beter is dan de staande, de staande beter is dan de lopende, de lopende beter is dan de rennende. Wie er hieraan wordt bloot gesteld, zij zullen hem vernietigen, dus wie een beschutting of een beschermde plaats heeft, laat hem daarin schuilen.
(Overgeleverd door Boekhaarie, v. 9 no. 202 of Muhsin Khan's vertaling.)

door Shaychoel-Islaam Ibn Taymiyyah rahiemehoellaah

Citaat:
Toen de strijd tussen Moe’aawiyah en ‘Alie voortduurde. Hieven Moe’aawiyah’s volgelingen kopieën van de Qor’aan op die aan het einde van hun speren waren geknoopt en nodigden ‘Alie’s volgelingen uit tot arbitrage gebaseerd (op de Qor’aan). Zij stelden voor dat een man van elke zijde elkaar ontmoeten en tot een oplossing komen gebaseerd op de Qor’aan. Beide zijden waren het er over eens om te gaan onderhandelen en Moe’aawiyah’s volgelingen stuurden ‘Amr ibn al-‘Aas om hen te vertegenwoordigen. Toen ‘Alie’s volgelingen Aboe Moesa kozen om hen te vertegenwoordigen, zei ‘Alie dat hij hem niet geschikt vond en stelde Ibn ‘Abbaas voor. Desondanks, zeiden zijn volgelingen dat zij geen familieleden van ‘Alie wilden, en stuurden daarom (alsnog) Aboe Moesaa.

Na de dood van Chalief ‘Othmaan, werd ‘Alie als vierde Chalief aangesteld in Medina in Juni 656 N.C. In december van hetzelfde jaar kwamen ‘Alie’s strijdkrachten onopzettelijk in een botsing met de strijdkrachten van de metgezellen Talhah, az-Zubair en de vrouw van de Profeet, ‘Aa’ishah. Chalief ‘Alie maakte vervolgens Koefah tot zijn hoofdstad en stuurde vervangers voor sommige provinciale gouverneurs. De mensen van Syrië verwierpen Sahl Ibn Hanief als vervanger voor Moe’aawiyah, degene die op dat moment vergelding eiste voor de dood van zijn neef ‘Othmaan, en dat was voordat hij de eed van trouw had gezworen voor ‘Alie. Moe’aawiyah beschouwde ‘Alie’s aanstelling als niet compleet aangezien de eed nog niet was afgelegd door enkele voorname Sahabaah zoals Usaamah ibn Zaid, Sa’d ibn Abie Waqqaas, Ibn ‘Umar, Zaid ibn Thaabit, etc. (Ibn Kathier, al-Bidaayah wan-Nihaayah, (Beiroet: Maktabah al-Ma’aarif Press 3e ed, 1974) vol. 7, pag.227. Anderzijds, ‘Alie was van mening dat door de heersende wanorde, de stabiliteit van de staat eerst hersteld moest worden voordat de moordenaars van ‘Othmaan gevangen konden worden. Deze verschil van mening leidde tot het treffen van hun strijdkrachten op de Sieffien-vlakte ten zuiden van ar-Raqqah op de westelijke oever van de Eufraat in Juli van het jaar 657. [[Toevoeging
www.ahloelhadieth.com: Dit gebeurde doordat rebellen (Chawaaridj) in de beide legers over en weer (geheime) aanslagen pleegden en elk van de beide legers dacht dat de een de andere had aangevallen, vervolgens ontstond er een gevecht tussen beide legers! Zie al’Awaasim min al-Qawaasim door Ibnoel-‘Arabie en Fathoel-Baarie e.a.]] Schermutselingen tussen beide zijden duurde weken en op een halfslachtige wijze, sinds geen van beide zijden ernaar verlangde om een frontale oorlog tussen moslims overhaasten. (History of the Arabs, pag. 179-180, Itmaam al-Wafaa, (Egypte: al-Maktabah at-Tajaariejah al-Koebra, ge editie, 1964) pag. 211-2 door Mohammed al-Khadarie Bek)

Aboe Moesaa al-Ash’arie had zich afzijdig gehouden tussen de strijd tussen ‘Alie en Moe’aawiyah en had de mensen aangeraden om niet te vechten. (al-Bidaayah, vol. 7, pag. 277)

Krijgsgevangenen mogen tot slaven gemaakt worden. Zowel ‘Alie als Moe’aawiyah verboden het om krijgsgevangenen te nemen omdat het tot slaaf maken van Moslims verboden is in de Islaam.

Gedurende de arbitrage tussen ‘Alie en Moe’aawiyah, zei Amr ibn al-‘Aas tegen de schrijver dat hij de titel “Amier al-Moe’minien” niet moest schrijven achter ‘Alie’s naam, zeggende dat hij niet hun Amier was. Eén van ‘Alie’s supporters genaamd ‘al-Ahnaf’, stond er op dat die titel geschreven moest worden, maar ‘Alie zij tegen de schrijver dat hij het moest schrappen, in overeenstemming om tot vrede te komen.

Bron:
http://www.ahloelhadieth.com/index.p...i d=28#_ftn19

0 reacties:

Een reactie posten