القران الكريم

De oelema over de metgezellen.

Imam at-Tahaawi rahiemehoellaa zegt: “Wij houden, zonder enige uitzondering, van de metgezellen van de Profeet (vrede zij met hem), distantiëren ons niet van één van hen, verachten degenen die hen verachten en kwaad over hen spreken en wij spreken slechts goed over hen (de metgezellen). Het houden van hen is onderdeel van het geloof, de religie en goedertierenheid en het verachten van hen is bewijs van ongeloof, hypocrisie en agressie.” De metgezellen zijn de dragers van het geloof en de volgelingen van de Profeet (vrede zij met hem). Wie de metgezellen dus veracht, veracht de Islam.

Sheikh al-islaam Ibn Taymiyyah rahiemehoellaa zegt: “Degene die beweert dat zij (de metgezellen) na de dood van de Profeet (vrede zij met hem) het geloof de rug hebben toegekeerd en in verdorvenheid zijn vervallen, op een tiental na, over het ongeloof van diegene bestaat geen twijfel. Want hij verloochent namelijk hiermee de verschillende passages in de Koran waarin Allah zich lovend uitlaat over de metgezellen.”

Sheikh ul-Islaam ibn Taymiyyah rahiemehoellaa heeft over het aantasten, uitschelden of minachten van de metgezellen het volgende gezegd: “Hij die het uitschelden van de metgezellen rechtvaardigt, treedt buiten het geloof”.

Ook vermaande de Profeet (vrede zij met hem) ons hiervoor met berispende woorden en zei: “Hij die de metgezellen uitscheldt; op hem rust de Vloek van Allah, de Engelen en de algehele mensheid.” (Silsilat as-Sahihah)

Ook heeft Sheikh Mohammed Ibn Abd ul-Wahhaab rahiemehoellaa hierover gezegd: “Degene die hen (de metgezellen) uitscheldt en niet eerbiedigt, heeft hiermee het Bevel van Allah in de wind geslagen. Hij die de overtuiging met zich meedraagt dat alle metgezellen of de overgrote meerderheid van henslecht van aard is, heeft Allah verloochend. Dit omdat Allah ons in de Koran onderricht over hun voortreffelijkheid en achtenswaardigheid. Hij die Allah verloochent is immers een ongelovige.”

Zo ook valt degene die de moeder der gelovigen, Aa’ishah (Moge Allah weltevreden met haar zijn) beschuldigt van overspel onder het bovengenoemde. Diegene heeft de Koran verloochend, daar de Koran haar heeft gevrijwaard van deze smaad. Het verloochenen van de Koran betekent niets anders dan ongeloof.

Ibnoe Kathier rahiemehoellaa zegt in zijn uitleg van het volgende vers (interpretatie van de betekenis):

“Voorwaar, degenen die de eerbare, onschuldige, gelovige vrouwen beschuldigen (van ontucht) zijn vervloekt in het wereldse en Hiernamaals. En voor hen is er een geweldige bestraffing.” (Soerat an-Noer: 23)

“De geleerden zijn het er unaniem over eens dat degene die haar uitscheldt en beschuldigt van ontucht na de openbaring van dit vers, buiten de perken van het geloof treedt. Dit is namelijk het oordeel over iemand die de Koran tegenspreekt.”

Allah says, (23. Verily, those who accuse chaste believing women, who never even think of anything touching their chastity and are good believers -- are cursed in this life and in the Hereafter, and for them will be a great torment.)

This is a warning and threat from Allah to those who accuse chaste women, who never even think of anything effecting their chastity since they are good believers. The Mothers of the believers are more entitled to be included in this category than any other chaste woman, especially the one who was the reason for this Ayah being revealed: `A'ishah bint As-Siddiq, may Allah be pleased with them both. All of the scholars agree that whoever slanders her or makes accusations against after what has been said in this Ayah, is a disbeliever, because of his being obstinate with the Qur'an. The same ruling applies to all of the Mothers of the believers.

[لُعِنُواْ فِى الدُّنْيَا وَالاٌّخِرَةِ]

(are cursed in this life and in the Hereafter,) This is like the Ayah:

[إِنَّ الَّذِينَ يُؤْذُونَ اللَّهَ وَرَسُولَهُ]

(Verily, those who annoy Allah and His Messenger,) [33:57] `Abdur-Rahman bin Zayd bin Aslam said, "This is about `A'ishah, and whoever does anything similar nowadays to Muslim women, the same applies to him, but `A'ishah is the one who is primarily referred to here.'' Ibn Abi Hatim recorded that Abu Hurayrah said that the Messenger of Allah said:

«اجْتَنِبُوا السَّبْعَ الْمُوبِقَاتِ»

(Shun the seven destructive sins. ) He was asked, "What are they, O Messenger of Allah'' He said:

«الشِّرْكُ بِاللهِ، وَالسِّحْرُ، وَقَتْلُ النَّفْسِ الَّتِي حَرَّمَ اللهُ إِلَّا بِالْحَقِّ، وَأَكْلُ الرِّبَا، وَأَكْلُ مَالِ الْيَتِيمِ، وَالتَّوَلِّي يَوْمَ الزَّحْفِ، وَقَذْفُ الْمُحْصَنَاتِ الْغَافِلَاتِ الْمُؤْمِنَاتِ»

(Associating partners with Allah; magic; killing a soul whom Allah has forbidden to be killed, except with just cause; consuming Riba; consuming the property of orphans; desertion at the time of war; and accusing chaste women, who never even think of anything touching their chastity and are good believers.) This was recorded by Al-Bukhari and Muslim in the Two Sahihs.


Bron:
http://www.tafsir.com/default.asp?sid=24&tid=35749

0 reacties:

Een reactie posten